Wet op de kansspelbelasting
Hst. I Belastingplicht
Art. 1
a. de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 27g, eerste lid, van de Wet op de kansspelen , ten aanzien van de onder die vergunning aangeboden casinospelen, en degene die opbrengst geniet van zonder een vergunning als bedoeld in artikel 27g, eerste lid, van de Wet op de kansspelen aangeboden casinospelen in Nederland, niet zijnde kansspelen op afstand; b. de houder van een vergunning voor de exploitatie van speelautomaten als bedoeld in artikel 30h, eerste lid, van de Wet op de kansspelen , ten aanzien van de onder diens vergunning in Nederland geplaatste fysieke speelautomaten waarop een kansspelautomatenspel wordt gespeeld; c. degene die opbrengst geniet van zonder een vergunning als bedoeld in onderdeel b in Nederland geplaatste fysieke speelautomaten waarop een kansspelautomatenspel wordt gespeeld; d. de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 31a, eerste lid, van de Wet op de kansspelen , ten aanzien van de onder die vergunning aangeboden kansspelen op afstand, en degene die opbrengst geniet van het tijdelijk zonder een vergunning als bedoeld in artikel 31a, eerste lid, van de Wet op de kansspelen aangeboden kansspelen op afstand; e. de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet op de kansspelen ten aanzien van de onder die vergunning aangeboden sportweddenschappen en degene die opbrengst geniet van zonder een vergunning als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet op de kansspelen aangeboden sportweddenschappen in Nederland; f. de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet op de kansspelen ten aanzien van de onder die vergunning aangeboden totalisator en degene die opbrengst geniet van zonder een vergunning als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet op de kansspelen aangeboden totalisatoren in Nederland; g. de gerechtigden tot de prijzen van binnenlandse kansspelen, niet zijnde kansspelen die vallen onder onderdeel a, b, c, d, e of f; h. de in Nederland wonende of gevestigde gerechtigden tot de prijzen van buitenlandse kansspelen, niet zijnde: 1°. casinospelen, kansspelautomatenspelen, sportweddenschappen en totalisatoren die worden gehouden of georganiseerd door natuurlijke personen of door lichamen van wie er een of meer wonen, onderscheidenlijk zijn gevestigd, in een lidstaat van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte; 2°. kansspelen op afstand;
i. de in Nederland wonende of gevestigde gerechtigden tot de prijzen van kansspelen op afstand, niet zijnde kansspelen op afstand als bedoeld in onderdeel d.
Art. 2
a. prijzen en premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, met inbegrip van piramidespelen en met uitzondering van levensverzekeringen en premieleningen; b. prijzen en premies, uitgeloofd ten behoeve van de deelnemers aan een prijsvraag van welke aard ook, tenzij een wetenschappelijke of kunstzinnige prestatie wordt gevorderd, dan wel een prestatie waarmee het algemeen maatschappelijk belang wordt gediend.
Hst. II Voorwerp van de belasting
Art. 3
a. in de gevallen waarin artikel 1, onderdeel a, b, c, d, e of f , van toepassing is, naar het verschil tussen de in een tijdvak ontvangen inzetten en de ter beschikking gestelde prijzen en naar hetgeen in een tijdvak anders dan als inzet ontvangen is voor het geven van gelegenheid tot deelneming aan kansspelen; b. in de gevallen waarin artikel 1, onderdeel g of h , van toepassing is, naar de prijzen; c. in de gevallen waarin artikel 1, onderdeel i , van toepassing is, naar het positieve verschil tussen de in een kalendermaand gewonnen prijzen en de in die kalendermaand gedane inzetten.
Hst. III Vrijstellingen
Art. 4
a. de prijs die niet meer bedraagt dan € 449; b. de prijs welke niet uitgaat boven de prestatie welke staat tegenover de deelneming uit hoofde waarvan aanspraak op de prijs bestaat.
Hst. IV Tarief
Art. 5
Hst. V Wijze van heffing
Art. 5a
Art. 5b
Art. 6
Art. 7
Art. 8
a. ontvangen of verrekend wordt, ter beschikking van de belastingplichtige wordt gesteld of rentedragend wordt, dan wel b. vorderbaar en tevens inbaar wordt.
Art. 8a
Art. 9
Art. 10
Hst. VI Strafbepaling
Art. 11
Hst. VII Overgangs- en slotbepalingen
Art. 12
Art. 13
Art. 14
Art. 15
Art. 16
Art. 17
Art. 18
Art. 19
Art. 20