Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer
Par. undefined Begripsbepaling
Art. 1
Hst. I Overdrachtsbelasting
Par. undefined
Art. 2
Art. 3
a. uit het verkoopregulerend beding bij de eerdere verkrijging blijkt een zelfbewoningsplicht voor de eerdere verkrijger; b. ten tijde van de eerdere verkrijging is de waarde van de woning, bedoeld in artikel 52 van de wet , zonder rekening te houden met het verkoopregulerend beding, niet hoger dan de ten tijde van de eerdere verkrijging geldende woningwaardegrens, genoemd in artikel 15, eerste lid, onderdeel p, onder 4° van de wet , dan wel niet hoger dan € 400.000 indien de woning is verkregen vóór 1 april 2021; c. de woning is bij de eerdere verkrijging verkregen met een koperskorting van ten minste 10% en ten hoogste 50% van de waarde van die woning ten tijde van de eerdere verkrijging; d. uit de notariële akte van levering waarin de verkrijging wordt vastgelegd blijkt dat is voldaan aan de onderdelen b en c; e. bij vervreemding door de natuurlijk persoon geldt dat de natuurlijk persoon de verkregen koperskorting geheel of gedeeltelijk moet terugbetalen aan de verkrijger, of dat de verkrijger in bepaalde mate deelt in de tussentijdse waardeontwikkeling.
Art. 3a
Art. 4
Art. 4a
Art. 5
Art. 5bis
a. een aandeelhouder van een verdwijnende rechtspersoon, welke rechtspersoon op het tijdstip van de fusie kwalificeert als een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de wet , op dat tijdstip of op enig tijdstip in het daaraan voorafgaande jaar, al dan niet tezamen met een tot hetzelfde concern als gedefinieerd in artikel 5b, tweede lid , behorend lichaam, een belang van ten minste een derde gedeelte in de verdwijnende rechtspersoon bezit of heeft bezeten, daarvoor als gevolg van de fusie geen in de plaats komend soortgelijk belang in de verkrijgende rechtspersoon of een groepsmaatschappij daarvan verkrijgt, dan wel dat soortgelijk belang binnen drie jaren na de fusie geheel of ten dele vervreemdt; b. een aandeelhouder van de verkrijgende rechtspersoon, welke rechtspersoon op het tijdstip van de fusie kwalificeert als een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de wet , op dat tijdstip of op enig tijdstip in het daaraan voorafgaande jaar, al dan niet tezamen met een tot hetzelfde concern als gedefinieerd in artikel 5b, tweede lid , behorend lichaam, een belang van ten minste een derde gedeelte in de verkrijgende rechtspersoon bezit of heeft bezeten, dat belang binnen drie jaren na de fusie geheel of ten dele vervreemdt; c. een aandeelhouder van een verdwijnende rechtspersoon als gevolg van de fusie een belang van ten minste een derde gedeelte in de verkrijgende rechtspersoon of een groepsmaatschappij daarvan, welke rechtspersoon of groepsmaatschappij als gevolg van de fusie kwalificeert als een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de wet , verkrijgt en dat belang binnen drie jaren na de fusie geheel of ten dele vervreemdt; d. een aandeelhouder van de verkrijgende rechtspersoon of van een groepsmaatschappij daarvan als gevolg van de fusie een belang van ten minste een derde gedeelte in de verkrijgende rechtspersoon of de groepsmaatschappij daarvan, welke rechtspersoon of groepsmaatschappij als gevolg van de fusie kwalificeert als een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de wet , bezit en dat belang binnen drie jaren na de fusie geheel of ten dele vervreemdt.
Art. 5a
Art. 5b
a. de eerste vennootschap die het gehele of nagenoeg gehele belang heeft in zowel de vennootschap die de onroerende zaken verkrijgt als de vennootschap die de onroerende zaken overdraagt, binnen drie jaren na de interne reorganisatie geen geheel of nagenoeg geheel belang meer heeft in de vennootschap die de onroerende zaken heeft verkregen, waarbij een vennootschap die een geheel of nagenoeg geheel belang heeft in de eerstgenoemde vennootschap in de plaats kan treden van deze vennootschap; of b. de vennootschap die de onroerende zaken heeft overgedragen binnen drie jaren na de interne reorganisatie geen geheel of nagenoeg geheel belang meer heeft in de vennootschap die de onroerende zaken heeft verkregen, met dien verstande dat dit onderdeel slechts van toepassing is ingeval er geen vennootschap is die het gehele of nagenoeg gehele belang heeft in zowel de vennootschap die de onroerende zaken verkrijgt als de vennootschap die de onroerende zaken overdraagt.
a. de onroerende zaken zijn overgedragen aan een vennootschap binnen het concern en ter zake van deze verkrijging geen beroep is gedaan op de vrijstelling als bedoeld in dit artikel; b. de onroerende zaken zijn overgedragen aan een vennootschap binnen het concern die het gehele of nagenoeg gehele belang heeft in de vennootschap die de onroerende zaken overdraagt; of c. de onroerende zaken zijn overgedragen aan een vennootschap buiten het concern en ter zake van deze verkrijging geen overdrachtsbelasting verschuldigd was.
Art. 5c
Art. 5d
a. bij een juridische fusie tussen twee of meer van deze verenigingen of instellingen, indien in het kader daarvan alle activa en passiva van één of meer van de verdwijnende verenigingen of instellingen onder algemene titel overgaan op de verkrijgende vereniging of instelling of op een in het kader van de fusie nieuw opgerichte dergelijke vereniging of instelling, mits bij de overgang commerciële factoren geen rol spelen; b. bij een taakoverdracht tussen twee of meer van deze verenigingen of instellingen, indien in het kader daarvan alle activa en passiva die betrekking hebben op de overgedragen taak aan de verkrijgende vereniging of instelling worden overgedragen, mits bij de overdracht commerciële factoren geen rol spelen.
a. voor de activa en passiva die betrekking hebben op de overgedragen taak geen koopsom of andere prestatie wordt bedongen; of b. van overheidswege een overnamesom dient te worden bedongen tot een voorgeschreven waarde van de overgedragen activa, waarbij de totale waarde van de overgedragen passiva en een aanvullende koopsom of andere prestatie niet hoger is dan de waarde van die overnamesom.
Art. 6
Art. 6a
Art. 7
Hst. II Assurantiebelasting
Art. 8
Art. 9
Art. 9a
a. naam, adres en woon- of vestigingsplaats van de verzoeker; b. het beoogde tijdstip van aanvang van het fiscaal vertegenwoordigerschap; en c. naam, adres en woon- of vestigingsplaats van de verzekeraar die niet in Nederland woont of is gevestigd.
a. in Nederland woont of is gevestigd; b. in de afgelopen vijf jaren niet wegens overtreding van de wettelijke bepalingen inzake rijksbelastingen onherroepelijk is veroordeeld; en c. naar het oordeel van de inspecteur voldoende solvabel is.
a. op verzoek van de fiscaal vertegenwoordiger met schriftelijke instemming van de verzekeraar die niet in Nederland woont of is gevestigd; b. op verzoek van de verzekeraar die niet in Nederland woont of is gevestigd; of c. indien de fiscaal vertegenwoordiger niet meer voldoet aan de voorwaarden waaronder de vergunning is verleend.
Hst. III Kapitaalsbelasting
Art. 10
Art. 11
Art. 12
Art. 13
Art. 14
Art. 15
Art. 16
Hst. IV Beursbelasting
Art. 17
Art. 18
Art. 19
undefined
a. De waarde van een canon, een retributie of een huur van het leven van één persoon afhankelijk, wordt gesteld op het jaarlijkse bedrag, vermenigvuldigd met: 16, wanneer degene gedurende wiens leven de schuldplichtigheid moet plaatshebben jonger dan 20 jaar is, 15, 20 jaar of ouder, doch jonger dan 30 jaar is, 14, 30 jaar of ouder, doch jonger dan 40 jaar is, 13, 40 jaar of ouder, doch jonger dan 50 jaar is, 12, 50 jaar of ouder, doch jonger dan 55 jaar is, 11, 55 jaar of ouder, doch jonger dan 60 jaar is, 10, 60 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar is, 8, 65 jaar of ouder, doch jonger dan 70 jaar is, 7, 70 jaar of ouder, doch jonger dan 75 jaar is, 5, 75 jaar of ouder, doch jonger dan 80 jaar is 4, 80 jaar of ouder, doch jonger dan 85 jaar is, 3, 85 jaar of ouder, doch jonger dan 90 jaar is, 2, 90 jaar of ouder is. b. De waarde van een canon, een retributie of een huur die na een bepaalde tijd vervalt, wordt gesteld op het jaarlijkse bedrag, vermenigvuldigd met het aantal jaren gedurende welke zij bestaat, iedere euro berekend tegen de volgende bedragen: indien de schuldplichtigheid afhankelijk is van het leven van een persoon indien de schuldplichtigheid niet van het leven afhankelijk is jonger dan 40 jaar 40 jaar of ouder, doch jonger dan 60 jaar 60 jaar of ouder het eerste vijftal jaren 0,84 0,83 0,75 0,85 het tweede vijftal jaren 0,62 0,60 0,40 0,64 het derde vijftal jaren 0,46 0,42 0,15 0,48 het vierde vijftal jaren 0,34 0,28 0,04 0,36 het vijfde vijftal jaren 0,25 0,18 0,02 0,28 de volgende jaren 0,12 0,06 – 0,15 c. De waarde van een canon, een retributie of een huur voor onbepaalde tijd, die niet van het leven afhankelijk is, wordt gesteld op het zeventienvoud van het jaarlijkse bedrag. d. De overeenkomstig onderdeel bberekende waarde kan, indien de schuldplichtigheid: 1. van het leven afhankelijk is, niet hoger zijn dan de waarde die verkregen zou zijn, wanneer de schuldplichtigheid niet tevens na een bepaalde tijd zou vervallen; 2. niet van het leven afhankelijk is, niet hoger zijn dan het zeventienvoud van het jaarlijkse bedrag.
e. Een canon, een retributie of een huur die vervalt bij het overlijden: 1. van de langstlevende van twee of meer personen, wordt gelijkgesteld met een canon, een retributie of een huur, afhankelijk van het leven van iemand die vijf jaren jonger is dan de jongste van de vorenbedoelde personen; 2. van de eerststervende van twee of meer personen, wordt gelijkgesteld met een canon, een retributie of een huur, afhankelijk van het leven van iemand die vijf jaren ouder is dan de oudste van de vorenbedoelde personen.
f. Een canon, een retributie of een huur tot een onzeker jaarlijks bedrag wordt gelijkgesteld met een canon, een retributie of een huur tot het geschatte gemiddelde jaarlijkse bedrag. g. De waarde van een schuldplichtigheid, niet vallende onder een van de vorige leden, wordt gesteld op het bedrag waarvoor zodanige schuldplichtigheid zou kunnen worden verkocht. h. Een canon, een retributie of een huur tot andere zaken dan geld, wordt gelijkgesteld met een canon, een retributie of een huur tot een jaarlijks bedrag gelijk aan de waarde welke aan die zaken in het economische verkeer kan worden toegekend.