Direct naar content gaan
Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht
Art. 1
In dit besluit worden onder rechterlijke instanties verstaan:
Art. 2
1De rechterlijke instanties stellen een digitaal systeem voor gegevensverwerking ter beschikking. Dit systeem voldoet aan de volgende eisen:
  • a.de gebruiker van het systeem wordt geïdentificeerd;
  • b.na te gaan is wie wordt beschouwd als verzender van een bericht;
  • c.na te gaan is of een bericht is gewijzigd na het moment van verzending;
  • d.na te gaan is op welk tijdstip een bericht is ontvangen respectievelijk ter beschikking is gesteld in het systeem;
  • e.na te gaan is wanneer zich een storing in het systeem voordoet en heeft voorgedaan; en
  • f.de stukken in het digitale dossier zijn in het systeem uitsluitend toegankelijk voor personen die daarvoor zijn geautoriseerd.
2Het digitale systeem, genoemd in het eerste lid, is ingericht volgens nationale en internationale standaarden voor informatiebeveiliging. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald aan welke standaarden dit digitale systeem in ieder geval voldoet.
Art. 3
Authenticatie om toegang te krijgen tot een digitaal systeem voor gegevensverwerking van de rechterlijke instanties, vindt plaats met een middel dat voldoet aan de volgende eisen:
  • a.het is uitgegeven door de overheid of een onder toezicht van de overheid staande organisatie;
  • b.het gaat uit van een tweefactorauthenticatie; en
  • c.het is aangewezen door de rechterlijke instanties.
Art. 4
1Degene die een gerechtelijke procedure start of daarbij is betrokken en gebruik maakt of dient te maken van stukkenwisseling langs elektronische weg als bedoeld in artikel 30c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 8:36a van de Algemene wet bestuursrecht , gebruikt voor het elektronisch indienen en ophalen van berichten een door de rechterlijke instanties aangewezen digitaal systeem voor gegevensverwerking.2Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aan de wijze waarop berichten worden ingediend langs de weg als bedoeld in het eerste lid. Tevens kunnen nadere regels worden gesteld die betrekking hebben op de eisen waaraan een bericht dient te voldoen dat langs deze weg wordt ingediend.3Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld die betrekking hebben op de eisen waaraan het door een gerechtsdeurwaarder te betekenen oproepingsbericht, bedoeld in de artikelen 112 en 113 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering , moet voldoen.
Art. 5
1De elektronische handtekening, bedoeld in artikel 30c, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 8:36d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht , voldoet aan de volgende eisen:
  • a.de ondertekenaar heeft zich geauthentiseerd met een middel dat voldoet aan de eisen gesteld in artikel 3 van dit besluit; en
  • b.zij is op zodanige wijze verbonden aan het elektronische bestand waarop zij betrekking heeft, dat de identiteit van de ondertekenaar, het moment van ondertekening en elke wijziging na ondertekening van het document kunnen worden achterhaald.
2In afwijking van het eerste lid, onder a, voldoet de handtekening die handmatig op een elektronische gegevensdrager wordt geschreven aan de volgende eisen:
  • a.zij heeft plaatsgevonden in het bijzijn van een rechter of griffier of is gezet door een rechter of griffier; en
  • b.zij is op zodanige wijze verbonden aan het elektronische bestand waarop zij betrekking heeft, dat de identiteit van de ondertekenaar, het moment van ondertekening en elke wijziging na ondertekening van het document kunnen worden achterhaald.
Art. 6
1Indien een natuurlijk persoon over een burgerservicenummer beschikt, is
  • a.degene die beroepsmatig rechtsbijstand verleent,
  • b.de gerechtsdeurwaarder, of
  • c.een andere gemachtigde in zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen,
bevoegd om dit nummer van de persoon die hij vertegenwoordigt of in wiens opdracht hij handelt te verwerken tijdens een procedure.
2De gerechtsdeurwaarder is tevens bevoegd om bij het indienen van de procesinleiding en het exploot van betekening het burgerservicenummer van de verweerder te verwerken, indien deze een natuurlijke persoon is die hierover beschikt.
Art. 7
1In aanvulling op artikel 30c, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 8:36b, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht geldt de verplichting tot procederen langs elektronische weg niet voor een onderneming of rechtspersoon die niet op grond van artikel 5 of artikel 6 Handelsregisterwet is ingeschreven in het handelsregister, tenzij deze wordt vertegenwoordigd door een derde die in Nederland verplicht is tot digitaal procederen.2Het indienen en ontvangen van stukken en mededelingen langs elektronische weg is uitgesloten voor:
  • a.natuurlijke personen die niet beschikken over een burgerservicenummer, en
  • b.ondernemingen of rechtspersonen die niet op grond van artikel 5 of 6 Handelsregisterwet zijn ingeschreven in het handelsregister.
Art. 8
Indien op de laatste dag van een voor de indiener geldende termijn voor indiening van een bericht een niet aan hem toerekenbare verstoring plaatsvindt van de toegang tot een digitaal systeem voor gegevensverwerking van de rechterlijke instanties, is een daardoor veroorzaakte overschrijding van die termijn verschoonbaar indien het bericht uiterlijk wordt ingediend op de eerstvolgende dag na de dag waarop de indiener ermee bekend had kunnen zijn dat de verstoring is verholpen. Artikel 1, eerste lid, van de Algemene termijnenwet is van overeenkomstige toepassing op deze eerstvolgende dag.
Art. 9
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Art. 10
1Dit besluit berust mede op artikel 46, tweede lid, van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming .2Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht.
Naar boven