Besluit Bedrijfsfusie
undefined
– : Voorwaarden voor de toepassing van artikel 14, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (bedrijfsfusie) – : Inwilliging; beschikking met voorwaarden – : Afwijzing – : Ambtsbericht – : Inwilliging verzoek om voorwaartse verliesverrekening bij einde belastingplicht overdrager – : Inwilliging verzoek om achterwaartse verliesverrekening bij einde belastingplicht overdrager – : Goedkeuring te laat ingediend verzoek om toepassing artikel 14, tweede lid, Wet Vpb 1969
undefined
– Wet Vpb 1969: Wet op de vennootschapsbelasting 1969 – overdrager:de overdragende belastingplichtige – overnemer:de overnemende belastingplichtige – overdracht:de feitelijke inbreng van activa in en overneming van passiva door de overnemer – overgedragen onderneming:de overgedragen onderneming of het overgedragen zelfstandig onderdeel van een onderneming – overgangstijdstip:het tijdstip met ingang waarvan de overgedragen onderneming wordt geacht rechtstreeks voor rekening en risico van de overnemer te worden uitgeoefend
1. Vermogensbestanddelen die door de overdracht ophouden te bestaan, dan wel na de overdracht niet meer aan de Nederlandse heffing van vennootschapsbelasting zijn onderworpen, worden onmiddellijk voorafgaand aan het overgangstijdstip gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer. 2. Schulden die door de overdracht verdwijnen worden onmiddellijk voorafgaand aan het overgangstijdstip gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer van de schuldvorderingen die tegenover deze schulden staan. De vorige volzin vindt geen toepassing voor zover met betrekking tot de schuldvordering al een bedrag op de voet van de artikelen 13b of 13ba Wet Vpb 1969 in aanmerking is genomen bij de rechtspersoon die de schuldvordering houdt of bij een met hem verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, Wet Vpb 1969 . 3. Als de in het eerste lid bedoelde overdracht (mede) een deelneming betreft waarop artikel 13c Wet Vpb 1969 van toepassing is, wordt de overdracht geacht een omstandigheid te zijn als aangeduid in artikel 13c, tweede lid, eerste volzin, Wet Vpb 1969 .
1. Als op het overgangstijdstip tot het vermogen van de overnemer of de overdrager een deelneming behoort waarvan de onderneming geheel of nagenoeg geheel is gestaakt, dan wel daartoe is besloten, geldt de volgende beperking bij de bepaling van de winst van de overnemer na het overgangstijdstip. 2. Een liquidatieverlies uit hoofde van de in het vorige lid bedoelde deelneming, dat krachtens artikel 13d Wet Vpb 1969 in aanmerking mag worden genomen, komt slechts in aftrek tot het bedrag van de (overige) winst dat is toe te rekenen aan de onderneming waartoe de deelneming direct voorafgaand aan het overgangstijdstip behoorde. 3. Het resterende bedrag wordt als liquidatieverlies in mindering gebracht op en tot ten hoogste de positieve belastbare bedragen van de overnemer van de jaren genoemd in artikel 20, tweede lid, Wet Vpb 1969 , in de volgorde waarin deze zijn ontstaan, voor zover er winst is toe te rekenen aan de desbetreffende onderneming. 4. De toerekening, bedoeld in de vorige leden vindt plaats met overeenkomstige toepassing van de winstsplitsing van voorwaarde 8. 5. Voor zover een liquidatieverlies in een voorafgaand jaar op het belastbare bedrag in mindering wordt gebracht, zal de aanslag over dat jaar worden herzien. Over het bedrag van de herziening wordt geen belastingrente vergoed. 6. Als op het overgangstijdstip tot het vermogen van de overnemer of de overdrager een onderneming behoort waarop artikel 13e Wet Vpb 1969 van toepassing is, zijn de vorige leden van deze voorwaarde van overeenkomstige toepassing op een in verband met die onderneming door de overnemer na het overgangstijdstip krachtens artikel 13e Wet Vpb 1969 in aanmerking te nemen liquidatieverlies.
1. Voor de toepassing van artikel 15b, vijfde lid, Wet Vpb 1969 komen voor het overgangstijdstip bij de overnemer ontstane saldi aan renten (voorfusierenten) in aftrek bij het bepalen van de winst van een jaar eindigend na het overgangstijdstip voor zover: a. in dat jaar ruimte bestaat voor het in aftrek brengen van voortgewentelde saldi aan renten; en b. bij de overnemer in dat jaar ruimte zou bestaan voor het in aftrek brengen van voortgewentelde saldi aan renten als de bedrijfsfusie niet zou hebben plaatsgevonden.
2. Het eerste lid vindt geen toepassing voor zover de ruimte voor het in aftrek brengen van voortgewentelde saldi aan renten ontstaat door rechtshandelingen die in overwegende mate zijn gericht op het verruimen van de mogelijkheid om voorfusierenten in aftrek te brengen. Rechtshandelingen worden geacht in overwegende mate te zijn gericht op het verruimen van de mogelijkheid om voorfusierenten in aftrek te brengen indien de rechtshandeling niet plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen. 3. Voor de toepassing van deze voorwaarde wordt onder ruimte voor het in aftrek brengen van voortgewentelde saldi aan renten verstaan: het bedrag waarmee het hoogste van de bedragen, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, Wet Vpb 1969 het saldo aan renten van het jaar overschrijdt.
1. Als de overnemer direct voorafgaand aan het overgangstijdstip winst geniet uit een andere staat en de activiteiten die tot deze winst hebben geleid binnen drie jaren na dit tijdstip worden gestaakt, wordt een krachtens artikel 15i Wet Vpb 1969 in verband met deze staking in aanmerking te nemen stakingsverlies in aftrek gebracht met toepassing van de volgende leden. 2. Het stakingsverlies wordt in aanmerking genomen tot ten hoogste het bedrag van de (overige) winst van het desbetreffende jaar dat aan de onderneming van de overnemer kan worden toegerekend. 3. De toerekening, bedoeld in het tweede lid vindt plaats met overeenkomstige toepassing van de winstsplitsing van voorwaarde 8. 4. Voor zover een stakingsverlies door de toepassing van het tweede lid buiten aanmerking blijft, wordt dit verrekend overeenkomstig de regeling van voorwaarde 4 voor buiten aanmerking blijvende bedragen. 5. De beperking opgenomen in deze voorwaarde vindt geen toepassing als de overnemer aannemelijk maakt dat de staking plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen die zijn opgekomen na de overdracht.
1. Voor de toepassing van artikel 20 Wet Vpb 1969 op vóór het overgangstijdstip geleden verliezen door de overnemer vindt verrekening plaats met inachtneming van de volgende leden. 2. De winst van de overnemer wordt elk jaar gesplitst in een deel dat betrekking heeft op de vóór het overgangstijdstip door de overnemer gedreven onderneming en een deel dat betrekking heeft op de door de overdrager overgedragen onderneming (hierna: winstsplitsing). Deze winstsplitsing vindt plaats alsof de bedrijfsfusie niet heeft plaatsgevonden, waarbij slechts winst aan de onderneming van de overnemer of de overdrager kan worden toegerekend voor zover deze als zodanig bij de overnemer tot uitdrukking komt. 3. Als de winst van de overnemer positief is, wordt het aldus uit bovenstaande winstsplitsing eventueel voortvloeiende negatieve deel, voor zover mogelijk, in mindering gebracht op het positieve deel. 4. De vóór het overgangstijdstip geleden verliezen van de overnemer worden slechts verrekend met het overeenkomstig het tweede en derde lid bepaalde deel van de winst van de overnemer dat betrekking heeft op de vóór het overgangstijdstip door de overnemer gedreven onderneming, behalve voor zover de verrekening van deze verliezen uit anderen hoofde is beperkt.
1. De overbrenging van deelnemingsverrekening van de overnemer krachtens artikel 23c, zevende lid, Wet Vpb 1969 , uit het jaar voorafgaande aan het overgangstijdstip, bedraagt ten hoogste het volgens het volgende lid te bepalen bedrag. 2. Het in het eerste lid bedoelde bedrag is het bedrag van de zogenoemde tweede limiet van artikel 23c, tweede lid, onderdeel b, Wet Vpb 1969 , als deze limiet wordt berekend met de bedragen die zijn toe te rekenen aan de voor het overgangstijdstip door de overnemer gedreven onderneming. 3. De toerekening, bedoeld in het tweede lid vindt plaats met overeenkomstige toepassing van de winstsplitsing van voorwaarde 8. 4. Voor zover overbrenging op grond van deze voorwaarde is uitgesloten, wordt het met overeenkomstige toepassing van artikel 23c, zevende lid, Wet Vpb 1969 overgebracht naar het volgende jaar en met inachtneming van deze voorwaarde in aanmerking genomen.
1. Voor de toepassing van artikel 25a, vierde lid, Wet Vpb 1969 worden de voor het overgangstijdstip van de overnemer geheven voorheffingen die zijn voortgewenteld naar het jaar waarin het overgangstijdstip is gelegen verrekend met een aanslag van de overnemer van een jaar voor zover: a. in dat jaar ruimte bestaat voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen; en b. in dat jaar ruimte voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen zou bestaan, indien de bedrijfsfusie niet zou hebben plaatsgevonden.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder ruimte voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen verstaan: het bedrag aan te betalen belasting voor zover dat bedrag de voorheffingen in het jaar overschrijdt.
1. De voortwenteling van niet verrekende bronbelasting krachtens een regeling ter voorkoming van dubbele belasting, uit het jaar voorafgaande aan het overgangstijdstip, bedraagt ten hoogste het volgens het volgende lid te bepalen bedrag. 2. Het in het vorige lid bedoelde bedrag is het bedrag van de krachtens de desbetreffende regeling ter voorkoming van dubbele belasting geldende zogenoemde tweede limiet, als deze limiet wordt berekend met de bedragen die zijn toe te rekenen aan de voor het overgangstijdstip gedreven onderneming van de persoon van wie de bronbelasting afkomstig is. 3. De toerekening, bedoeld in het tweede lid vindt plaats met overeenkomstige toepassing van de winstsplitsing van voorwaarde 8. 4. Voor zover voortwenteling op grond van deze voorwaarde is uitgesloten, wordt het met overeenkomstige toepassing van de voortwentelingsbepaling van de desbetreffende regeling ter voorkoming van dubbele belasting, voortgewenteld naar het volgende jaar en met inachtneming van deze voorwaarde in aanmerking genomen.
1. Als op het overgangstijdstip de waarde in het economische verkeer van de overgedragen vermogensbestanddelen lager is dan de boekwaarde van deze vermogensbestanddelen geldt de volgende beperking bij de bepaling van de winst van de overnemer van na het overgangstijdstip. 2. Voor zover uit hoofde van een vermogensbestanddeel dat op overgangstijdstip tot de overgedragen onderneming behoort, na het overdrachtstijdstip een negatief voordeel wordt genoten en dit negatieve voordeel verband houdt met de in het eerste lid bedoelde lagere waarde, komt dit negatieve voordeel slechts in aftrek tot het bedrag van de (overige) winst dat is toe te rekenen aan de in het kader van de bedrijfsfusie verkregen onderneming. 3. Het resterende bedrag wordt als negatief voordeel in aanmerking genomen bij de bepaling van de winst van de overnemer van de jaren genoemd in artikel 20, tweede lid, Wet Vpb 1969 , in de volgorde waarin deze winsten ontstaan, voor zover er in het desbetreffende jaar winst is toe te rekenen aan de in het kader van de bedrijfsfusie verkregen onderneming en tot ten hoogste het positieve belastbare bedrag van het desbetreffende jaar. 4. De toerekening bedoeld in de vorige leden vindt plaats met overeenkomstige toepassing van de winstsplitsing van voorwaarde 8. 5. Voor zover een negatief voordeel op het belastbare bedrag van een voorafgaand jaar in mindering wordt gebracht, zal de aanslag over dat jaar worden herzien. Over het bedrag van de herziening wordt geen belastingrente vergoed. 6. Als de overnemer wordt opgericht bij de bedrijfsfusie blijft de beperking geregeld in de vorige leden achterwege.
undefined
– Op grond van artikel 14, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 willig ik uw verzoek in onder het stellen van de voorwaarden zoals opgenomen in bij het besluit met nummer 2022-188681 (als bijlage bij deze beschikking gevoegd). – Het overgangstijdstip stel ik vast op , mitsde oprichting van en de overdracht aan de overnemer binnen vijftien maanden na het overgangstijdstip plaatsvinden.
undefined
undefined
1. Volledige statutaire naam; feitelijke vestigingsplaats. 2. Oprichtingsdatum; RSIN en entiteitsnummer. 3. Boekjaar. 4. Te verrekenen verliezen. 5. Over te brengen buitenlandse bronbelasting. 6. Aanspraken op deelnemingsverrekening. 7. Vormen de overgedragen vermogensbestanddelen voor de overdrager een onderneming in materiële zin of zelfstandig onderdeel daarvan (zie . van het besluit 2022-188681)? 8. Is de berekening van de vrij te stellen winst aanvaardbaar? 9. A) Geschiedt de overdracht geheel tegen uitreiking van aandelen? B) Bevinden zich onder de uit te reiken aandelen andere dan ‘gewone’ aandelen? Zo ja, welke?
10. Is de bedrijfsfusie in overwegende mate gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing? 11. A. Wat is het gewenste overgangstijdstip. B. Heeft de overdracht (civielrechtelijke inbreng) al plaatsgevonden? Zo ja, wanneer?
12. Gegevens over al eerder afgegeven beschikkingen/uitspraken/ beslissingen dan wel nog lopende verzoeken betreffende artikel 14 / 14a / 14b / 14c / 15 Wet Vpb 1969 of artikel 3.65 Wet IB 2001 . 13. A. Is de termijn voor het geven van een beschikking ingevolge artikel 4:15 Awb opgeschort? Zo ja, om welke reden en gedurende welke periode? B. Is een mededeling als bedoeld in artikel 4:14 Awb gedaan? Zo ja, welke nadere termijn is daarbij aangegeven?
14. Reden(en) waarom het verzoek niet op grond van de algemene toestemming op het kantoor kan worden afgedaan en andere bij de beoordeling van het verzoek mogelijk van belang zijnde punten.
undefined
Wet Vpb 1969: Wet op de vennootschapsbelasting 1969 overdrager:de overdragende belastingplichtige overnemer:de overnemende belastingplichtige overdracht:de feitelijke inbreng van activa in en overneming van passiva door de overnemer overgedragen onderneming:de overgedragen onderneming of het overgedragen zelfstandig onderdeel van een onderneming overgangstijdstip:het tijdstip met ingang waarvan de overgedragen onderneming wordt geacht rechtstreeks voor rekening en risico van de overnemer te worden uitgeoefend
1. De verrekening van een verlies van de overnemer met winsten van de overnemer vindt plaats met inachtneming van de volgende leden. 2. De winst van de overnemer wordt elk jaar gesplitst in een deel dat betrekking heeft op de vóór het overgangstijdstip door de overnemer gedreven onderneming en een deel dat betrekking heeft op de door de overdrager overgedragen onderneming (hierna: winstsplitsing). Deze winstsplitsing vindt plaats alsof de bedrijfsfusie niet heeft plaatsgevonden, waarbij slechts winst aan de onderneming van de overdrager of de overnemer kan worden toegerekend voor zover deze als zodanig bij de overnemer tot uitdrukking komt. 3. Als de winst van de overnemer positief is, wordt het aldus uit bovenstaande winstsplitsing eventueel voortvloeiende negatieve deel, voor zover mogelijk, in mindering gebracht op het positieve deel. 4. De vóór het overgangstijdstip geleden verliezen van de overdrager worden slechts verrekend met het overeenkomstig het tweede en derde lid bepaalde deel van de winst van de overnemer dat betrekking heeft op de vóór het overgangstijdstip door de overdrager gedreven onderneming, behalve voor zover de verrekening van deze verliezen uit anderen hoofde is beperkt.
undefined
Wet Vpb 1969: Wet op de vennootschapsbelasting 1969 overdrager:de overdragende belastingplichtige overnemer:de overnemende belastingplichtige overdracht:de feitelijke inbreng van activa in en overneming van passiva door de overnemer overgedragen onderneming:de overgedragen onderneming of het overgedragen zelfstandig onderdeel van een onderneming overgangstijdstip:het tijdstip met ingang waarvan de overgedragen onderneming wordt geacht rechtstreeks voor rekening en risico van de overnemer te worden uitgeoefend
1. De toepassing van artikel 20 Wet Vpb 1969 op een terug te wentelen verlies van de overnemer van één van de jaren na het overgangstijdstip naar winsten van de overdrager vindt plaats met inachtneming van de volgende leden. 2. De winst van de overnemer wordt elk jaar gesplitst in een deel dat betrekking heeft op de vóór het overgangstijdstip door de overnemer gedreven onderneming en een deel dat betrekking heeft op de door de overdrager overgedragen onderneming (hierna: winstsplitsing). Deze winstsplitsing vindt plaats alsof de bedrijfsfusie niet heeft plaatsgevonden, waarbij slechts winst aan de onderneming van de overdrager of de overnemer kan worden toegerekend voor zover deze als zodanig bij de overnemer tot uitdrukking komt. 3. Als de winst van de overnemer negatief is, wordt het aldus uit bovenstaande winstsplitsing eventueel voortvloeiende positieve deel, voor zover mogelijk, in mindering gebracht op het negatieve deel. 4. De voor het overgangstijdstip behaalde winsten van de overdrager worden slechts verrekend met het overeenkomstig het tweede en derde lid bepaalde deel van het verlies van de overnemer dat betrekking heeft op de vóór het overgangstijdstip door de overdrager gedreven onderneming, behalve voor zover de verrekening van deze verliezen uit anderen hoofde is beperkt. Deze verrekening is echter uitgesloten als dat verlies al is verrekend met winsten van de overnemer. 5. Als verrekening van verlies heeft plaatsgevonden met toepassing van deze goedkeuring vervalt de mogelijkheid dat verlies te verrekenen met winsten van de overnemer.
undefined
– Ik keur goed dat heffing van vennootschapsbelasting achterwege blijft ter zake van de in het verzoek omschreven overdracht van (het zelfstandig onderdeel van) de onderneming door de overdrager aan de overnemer tegen uitreiking van aandelen. Aan deze goedkeuring verbind ik de hieronder opgenomen voorwaarden, die schriftelijk moeten worden aanvaard (zie voorwaarde 14). – Het overgangstijdstip stel ik vast op , mitsde oprichting van en de overdracht aan de overnemer binnen vijftien maanden na het overgangstijdstip plaatsvinden.
Wet Vpb 1969: Wet op de vennootschapsbelasting 1969 overdrager:de overdragende belastingplichtige overnemer:de overnemende belastingplichtige overdracht:de feitelijke inbreng van activa in en overneming van passiva door de overnemer overgedragen onderneming:de overgedragen onderneming of het overgedragen zelfstandig onderdeel van een onderneming overgangstijdstip:het tijdstip met ingang waarvan de overgedragen onderneming wordt geacht rechtstreeks voor rekening en risico van de overnemer te worden uitgeoefend
1. Vermogensbestanddelen die door de overdracht ophouden te bestaan, dan wel na de overdracht niet meer aan de Nederlandse heffing van vennootschapsbelasting zijn onderworpen, worden onmiddellijk voorafgaand aan het overgangstijdstip gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer. 2. Schulden die door de overdracht verdwijnen worden onmiddellijk voorafgaand aan het overgangstijdstip gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer van de schuldvorderingen die tegenover deze schulden staan. De vorige volzin vindt geen toepassing voor zover met betrekking tot de schuldvordering al een bedrag op de voet van de artikelen 13b of 13ba Wet Vpb 1969 in aanmerking is genomen bij de rechtspersoon die de schuldvordering houdt of bij een met hem verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, Wet Vpb 1969 . 3. Als de in het eerste lid bedoelde overdracht (mede) een deelneming betreft waarop artikel 13c Wet Vpb 1969 van toepassing is, wordt de overdracht geacht een omstandigheid te zijn als aangeduid in artikel 13c, tweede lid, eerste volzin, Wet Vpb 1969.
1. Als op het overgangstijdstip tot het vermogen van de overnemer of de overdrager een deelneming behoort waarvan de onderneming geheel of nagenoeg geheel is gestaakt, dan wel daartoe is besloten, geldt de volgende beperking bij de bepaling van de winst van de overnemer na het overgangstijdstip. 2. Een liquidatieverlies uit hoofde van de in het vorige lid bedoelde deelneming, dat krachtens artikel 13d Wet Vpb 1969 in aanmerking mag worden genomen, komt slechts in aftrek tot het bedrag van de (overige) winst dat is toe te rekenen aan de onderneming waartoe de deelneming direct voorafgaand aan het overgangstijdstip behoorde. 3. Het resterende bedrag wordt als liquidatieverlies in mindering gebracht op en tot ten hoogste de positieve belastbare bedragen van de overnemer van de jaren genoemd in artikel 20, tweede lid, Wet Vpb 1969 , in de volgorde waarin deze zijn ontstaan, voor zover er winst is toe te rekenen aan de desbetreffende onderneming. 4. De toerekening, bedoeld in de vorige leden vindt plaats met overeenkomstige toepassing van de winstsplitsing van voorwaarde 8. 5. Voor zover een liquidatieverlies in een voorafgaand jaar op het belastbare bedrag in mindering wordt gebracht, zal de aanslag over dat jaar worden herzien. Over het bedrag van de herziening wordt geen belastingrente vergoed. 6. Als op het overgangstijdstip tot het vermogen van de overnemer of de overdrager een onderneming behoort waarop artikel 13e Wet Vpb 1969 van toepassing is, zijn de vorige leden van deze voorwaarde van overeenkomstige toepassing op een in verband met die onderneming door de overnemer na het overgangstijdstip krachtens artikel 13e Wet Vpb 1969in aanmerking te nemen liquidatieverlies.
1. Voor de toepassing van artikel 15b, vijfde lid, Wet Vpb 1969 komen voor het overgangstijdstip bij de overnemer ontstane saldi aan renten (voorfusierenten) in aftrek bij het bepalen van de winst van een jaar eindigend na het overgangstijdstip voor zover: a. in dat jaar ruimte bestaat voor het in aftrek brengen van voortgewentelde saldi aan renten; en b. bij de overnemer in dat jaar ruimte zou bestaan voor het in aftrek brengen van voortgewentelde saldi aan renten als de bedrijfsfusie niet zou hebben plaatsgevonden.
2. Het eerste lid vindt geen toepassing voor zover de ruimte voor het in aftrek brengen van voortgewentelde saldi aan renten ontstaat door rechtshandelingen die in overwegende mate zijn gericht op het verruimen van de mogelijkheid om voorfusierenten in aftrek te brengen. Rechtshandelingen worden geacht in overwegende mate te zijn gericht op het verruimen van de mogelijkheid om voorfusierenten in aftrek te brengen indien de rechtshandeling niet plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen. 3. Voor de toepassing van deze voorwaarde wordt onder ruimte voor het in aftrek brengen van voortgewentelde saldi aan renten verstaan: het bedrag waarmee het hoogste van de bedragen, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, Wet Vpb 1969 , het saldo aan renten van het jaar overschrijdt.
1. Als de overnemer direct voorafgaand aan het overgangstijdstip winst geniet uit een andere staat en de activiteiten die tot deze winst hebben geleid binnen drie jaren na dit tijdstip worden gestaakt, wordt een krachtens artikel 15i Wet Vpb 1969 in verband met deze staking in aanmerking te nemen stakingsverlies in aftrek gebracht met toepassing van de volgende leden. 2. Het stakingsverlies wordt in aanmerking genomen tot ten hoogste het bedrag van de (overige) winst van het desbetreffende jaar dat aan de onderneming van de overnemer kan worden toegerekend. 3. De toerekening, bedoeld in het tweede lid vindt plaats met overeenkomstige toepassing van de winstsplitsing van voorwaarde 8. 4. Voor zover een stakingsverlies door de toepassing van het tweede lid buiten aanmerking blijft, wordt dit verrekend overeenkomstig de regeling van voorwaarde 4 voor buiten aanmerking blijvende bedragen. 5. De beperking opgenomen in deze voorwaarde vindt geen toepassing als de overnemer aannemelijk maakt dat de staking plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen die zijn opgekomen na de overdracht.
1. Voor de toepassing van artikel 20 Wet Vpb 1969 op vóór het overgangstijdstip geleden verliezen door de overnemer vindt verrekening plaats met inachtneming van de volgende leden. 2. De winst van de overnemer wordt elk jaar gesplitst in een deel dat betrekking heeft op de vóór het overgangstijdstip door de overnemer gedreven onderneming en een deel dat betrekking heeft op de door de overdrager overgedragen onderneming (hierna: winstsplitsing). Deze winstsplitsing vindt plaats alsof de bedrijfsfusie niet heeft plaatsgevonden, waarbij slechts winst aan de onderneming van de overnemer of de overdrager kan worden toegerekend voor zover deze als zodanig bij de overnemer tot uitdrukking komt. 3. Als de winst van de overnemer positief is, wordt het aldus uit bovenstaande winstsplitsing eventueel voortvloeiende negatieve deel, voor zover mogelijk, in mindering gebracht op het positieve deel. 4. De vóór het overgangstijdstip geleden verliezen van de overnemer worden slechts verrekend met het overeenkomstig het tweede en derde lid bepaalde deel van de winst van de overnemer dat betrekking heeft op de vóór het overgangstijdstip door de overnemer gedreven onderneming, behalve voor zover de verrekening van deze verliezen uit anderen hoofde is beperkt.
1. De overbrenging van deelnemingsverrekening van de overnemer krachtens artikel 23c, zevende lid, Wet Vpb 1969 , uit het jaar voorafgaande aan het overgangstijdstip, bedraagt ten hoogste het volgens het volgende lid te bepalen bedrag. 2. Het in het eerste lid bedoelde bedrag is het bedrag van de zogenoemde tweede limiet van artikel 23c, tweede lid, onderdeel b, Wet Vpb 1969 , als deze limiet wordt berekend met de bedragen die zijn toe te rekenen aan de voor het overgangstijdstip door de overnemer gedreven onderneming. 3. De toerekening, bedoeld in het tweede lid vindt plaats met overeenkomstige toepassing van de winstsplitsing van voorwaarde 8. 4. Voor zover overbrenging op grond van deze voorwaarde is uitgesloten, wordt het met overeenkomstige toepassing van artikel 23c, zevende lid, Wet Vpb 1969 overgebracht naar het volgende jaar en met inachtneming van deze voorwaarde in aanmerking genomen.
1. Voor de toepassing van artikel 25a, vierde lid, Wet Vpb 1969 worden de voor het overgangstijdstip van de overnemer geheven voorheffingen die zijn voortgewenteld naar het jaar waarin het overgangstijdstip is gelegen verrekend met een aanslag van de overnemer van een jaar voor zover: a. in dat jaar ruimte bestaat voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen; en b. in dat jaar ruimte voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen zou bestaan, indien de bedrijfsfusie niet zou hebben plaatsgevonden.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder ruimte voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen verstaan: het bedrag aan te betalen belasting voor zover dat bedrag de voorheffingen in het jaar overschrijdt.
1. De voortwenteling van niet verrekende bronbelasting krachtens een regeling ter voorkoming van dubbele belasting, uit het jaar voorafgaande aan het overgangstijdstip, bedraagt ten hoogste het volgens het volgende lid te bepalen bedrag. 2. Het in het vorige lid bedoelde bedrag is het bedrag van de krachtens de desbetreffende regeling ter voorkoming van dubbele belasting geldende zogenoemde tweede limiet, als deze limiet wordt berekend met de bedragen die zijn toe te rekenen aan de voor het overgangstijdstip gedreven onderneming van de persoon van wie de bronbelasting afkomstig is. 3. De toerekening, bedoeld in het tweede lid vindt plaats met overeenkomstige toepassing van de winstsplitsing van voorwaarde 8. 4. Voor zover voortwenteling op grond van deze voorwaarde is uitgesloten, wordt het met overeenkomstige toepassing van de voortwentelingsbepaling van de desbetreffende regeling ter voorkoming van dubbele belasting, voortgewenteld naar het volgende jaar en met inachtneming van deze voorwaarde in aanmerking genomen.
1. Als op het overgangstijdstip de waarde in het economische verkeer van de overgedragen vermogensbestanddelen lager is dan de boekwaarde van deze vermogensbestanddelen geldt de volgende beperking bij de bepaling van de winst van de overnemer van na het overgangstijdstip. 2. Voor zover uit hoofde van een vermogensbestanddeel dat op overgangstijdstip tot de overgedragen onderneming behoort, na het overdrachtstijdstip een negatief voordeel wordt genoten en dit negatieve voordeel verband houdt met de in het eerste lid bedoelde lagere waarde, komt dit negatieve voordeel slechts in aftrek tot het bedrag van de (overige) winst dat is toe te rekenen aan de in het kader van de bedrijfsfusie verkregen onderneming. 3. Het resterende bedrag wordt als negatief voordeel in aanmerking genomen bij de bepaling van de winst van de overnemer van de jaren genoemd in artikel 20, tweede lid, Wet Vpb 1969 , in de volgorde waarin deze winsten ontstaan, voor zover er in het desbetreffende jaar winst is toe te rekenen aan de in het kader van de bedrijfsfusie verkregen onderneming en tot ten hoogste het positieve belastbare bedrag van het desbetreffende jaar. 4. De toerekening bedoeld in de vorige leden vindt plaats met overeenkomstige toepassing van de winstsplitsing van voorwaarde 8. 5. Voor zover een negatief voordeel op het belastbare bedrag van een voorafgaand jaar in mindering wordt gebracht, zal de aanslag over dat jaar worden herzien. Over het bedrag van de herziening wordt geen belastingrente vergoed. 6. Als de overnemer wordt opgericht bij de bedrijfsfusie blijft de beperking geregeld in de vorige leden achterwege.