Direct naar content gaan
Wet rechtsherstel box 3
Art. 1 Reikwijdte en begripsbepalingen
1Voor toepassing van deze wet wordt verstaan onder:2Deze wet regelt de wijze waarop, in afwijking van de Wet inkomstenbelasting 2001 zoals die luidde voor het betreffende kalenderjaar, het voordeel uit sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 , wordt vastgesteld en, in afwijking van het besluit zoals dat luidde voor het betreffende kalenderjaar, de vrijstelling voor buitenlands voordeel uit sparen en beleggen, bedoeld in artikel 22 van het besluit, wordt vastgesteld met betrekking tot:
  • a.aanslagen inkomstenbelasting of premie volksverzekeringen over de kalenderjaren 2017, 2018, 2019 of 2020 die op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststonden of nog niet waren vastgesteld;
  • b.aanslagen inkomstenbelasting of premie volksverzekeringen over de kalenderjaren 2021 of 2022.
3Het tweede lid is slechts van toepassing voor zover dit met betrekking tot de betreffende aanslag tot een lager voordeel uit sparen en beleggen leidt dan zonder toepassing van deze wet het geval is.4Voor zover in deze wet niet wordt afgeweken van de Wet inkomstenbelasting 2001 , zijn die wet en de daarop berustende bepalingen mede van toepassing met betrekking tot deze wet.5In deze wet worden de artikelen uit de Wet inkomstenbelasting 2001 of van het besluit bedoeld zoals deze luidden in het kalenderjaar waarover het voordeel uit sparen is of wordt vastgesteld.
Art. 2 Voordeel uit sparen en beleggen
1Het voordeel uit sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 , wordt vastgesteld op het bedrag dat volgt uit de berekening, opgenomen in artikel 3 .2Het voordeel uit sparen en beleggen wordt gesteld op ten minste nihil.
Art. 3 Berekening voordeel uit sparen en beleggen
1Het voordeel uit sparen en beleggen wordt berekend door de vermenigvuldiging van het effectieve rendementspercentage, bedoeld in het tweede lid, met de grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 .2Het effectieve rendementspercentage wordt gesteld op het rendement, bedoeld in het derde lid, gedeeld door de rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 .3Het rendement voor het betreffende kalenderjaar is het in kolom I vermelde percentage van de waarde van de banktegoeden aan het begin van het kalenderjaar (peildatum), vermeerderd met het in kolom II vermelde percentage van de waarde van de overige bezittingen op de peildatum, verminderd met het in kolom III vermelde percentage van de waarde van de schulden op de peildatum.
IIIIII
20170,25%5,39%3,43%
20180,12%5,38%3,20%
20190,08%5,59%3,00%
20200,04%5,28%2,74%
20210,01%5,69%2,46%
20220,00%5,53%2,28%
4Indien de belastingplichtige het gehele kalenderjaar dezelfde partner heeft of voor de toepassing van artikel 2.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001 geacht wordt te hebben gehad, wordt bij de toepassing van:
Art. 4 Forfaitaire percentages 2022
1Na afloop van het kalenderjaar 2022 wordt binnen twee maanden het in artikel 3 , derde lid, kolom I, laatste regel, vermelde percentage bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt gesteld op de door twaalf te delen som van de maandelijkse rentepercentages op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank, uit een periode van elf maanden, beginnend op 1 januari en eindigend op 30 november van het kalenderjaar 2022, onder dubbeltelling van het percentage over de maand november.2Na afloop van het kalenderjaar 2022 wordt binnen twee maanden het in artikel 3 , derde lid, kolom III, laatste regel, vermelde percentage bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt gesteld op de door twaalf te delen som van de maandelijkse rentes over het totale uitstaande bedrag aan woninghypotheken van huishoudens, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank, uit een periode van elf maanden, beginnend op 1 januari en eindigend op 30 november van het kalenderjaar 2022, onder dubbeltelling van het percentage over de maand november.
Art. 5 Persoonsgebonden aftrek
In afwijking van artikel 2.17, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 , wordt voor de persoonsgebonden aftrek, die voortvloeit uit een herrekening van het verzamelinkomen door toepassing van de artikelen 2 en 3, aangesloten bij de door de fiscale partners in de aangifte gekozen verdeling van uitgaven voor specifieke zorgkosten als bedoeld in afdeling 6.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001 of aftrekbare giften als bedoeld in afdeling 6.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 . Indien de belastingplichtige tezamen met zijn partner op een andere wijze het extra bedrag aan persoonsgebonden aftrek wil verdelen, kunnen zij hiervoor een verzoek om ambtshalve vermindering indienen bij de inspecteur waarin zij hun gezamenlijke keuze kenbaar maken.
Art. 6 Voorkomen van dubbele belasting
1In afwijking van artikel 24, tweede lid, van het besluit, wordt de vermindering, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, berekend met inachtneming van de inkomstenbelasting die over het belastbare inkomen uit sparen en beleggen na toepassing van deze wet, maar vóór de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting, verschuldigd zou zijn.2In afwijking van artikel 24, vijfde lid, onderdelen a en b, van het besluit wordt verstaan onder:
  • a. het forfaitaire rendement van de rendementsgrondslag in het buitenland:het rendement van de bezittingen in het buitenland, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van het besluit, verminderd met het rendement van de schulden in verband met die bezittingen;
  • b. het noemerinkomen:het belastbare inkomen uit sparen en beleggen zoals dat na toepassing van deze wet is vastgesteld.
3Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, wordt het rendement van de bezittingen in het buitenland en het rendement van de schulden in verband met die bezittingen bepaald met inachtneming van artikel 3, derde lid .
Art. 7 Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2017.
Art. 8 Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als: Wet rechtsherstel box 3.
Naar boven