Direct naar content gaan
Uitvoeringsbesluit wet minimumbelasting
Hst. 1 officieelAlgemene bepalingen
Art. 1 Algemeen en definities
1Dit besluit geeft uitvoering aan deartikelen 6.2 ,7.2 ,7.3 ,7.5 ,8.3 ,8.13 en14.1 van de Wet minimumbelasting 2024 .2In dit besluit wordt onder de wet verstaan: deWet minimumbelasting 2024 .
Hst. 2 officieelBepaling van het kwalificerende inkomen of verlies (hoofdstuk 6 van de wet)
Art. 2 Keuze voor inbegrepen vermogenswinst of -verlies
1De informatieaangifte-indienende groepsentiteit kan ervoor kiezen om vermogenswinsten of -verliezen als bedoeld inartikel 6.2, tweede lid, onderdeel c, onder 1° tot en met 3°, van de wet aan te merken als een in het kwalificerende inkomen of verlies begrepen vermogenswinst of -verlies, voor zover die winsten of verliezen voortvloeien uit:
  • a.een belang ten aanzien waarvan de belanghouder is onderworpen aan een belastingheffing op grond van een waarderingsstelsel op basis van reële waarde of op realisatiebasis en in de belastinglast in de financiële verslaggeving van de belanghouder ook de latente belastinglast is opgenomen die verband houdt met de belastingheffing op grond van dat waarderingsstelsel;
  • b.een belang in een fiscaal transparante entiteit dat is opgenomen in de financiële verslaggeving van de belanghouder met toepassing van de nettovermogenswaardemethode;
  • c.de vervreemding van een belang en de winst of het verlies ten aanzien van die vervreemding is begrepen in het belastbare inkomen van de belanghouder.
2Indien de informatieaangifte-indienende groepsentiteit de keuze maakt, bedoeld in het eerste lid, worden de acute belastinglast en de latente belastinglast ten aanzien van de winsten- of verliezen, ten aanzien waarvan die keuze is gemaakt, begrepen in de gecorrigeerde betrokken belastingen.3De keuze, bedoeld in het eerste lid, is van toepassing op alle belangen van groepsentiteiten van een multinationale groep of een binnenlandse groep in een staat.4De keuze, bedoeld in het eerste lid, geldt voor een periode van vijf verslagjaren die aanvangt op de eerste dag van het verslagjaar waarvoor die keuze is gemaakt. De keuze wordt automatisch verlengd, tenzij de informatieaangifte-indienende groepsentiteit de keuze herroept na de vijfjaarsperiode. Een herroeping van de keuze geldt voor een periode van vijf verslagjaren, die aanvangt op de eerste dag van het verslagjaar waarvoor de keuze wordt herroepen. De keuze kan niet worden herroepen indien de belanghouder als gevolg van de keuze een vermogensverlies in aanmerking heeft genomen.
Art. 3 Keuze voor uitgesloten vermogenswinst of -verlies
1De informatieaangifte-indienende groepsentiteit kan ervoor kiezen om valutaresultaten als bedoeld inartikel 6.2, tweede lid, onderdeel c, onder 4°, van de wet aan te merken als een uitgesloten vermogenswinst- of verlies, voor zover:
  • a.die valutaresultaten voortvloeien uit een financieel instrument ter afdekking van een valutarisico dat met een belang, niet zijnde een portfoliobelang, wordt gelopen;
  • b.die valutaresultaten in de geconsolideerde jaarrekening niet in de winst- en verliesrekening worden verwerkt; en
  • c.het financiële instrument wordt beschouwd als een effectief instrument ter afdekking van een valutarisico onder de geautoriseerde financiële verslaggevingsstandaard die wordt gebruikt bij het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening.
2De keuze, bedoeld in het eerste lid geldt voor een periode van vijf verslagjaren die aanvangt op de eerste dag van het verslagjaar waarvoor die keuze is gemaakt. De keuze wordt automatisch verlengd, tenzij de informatieaangifte-indienende groepsentiteit de keuze herroept na de vijfjaarsperiode. Een herroeping van de keuze geldt voor een periode van vijf verslagjaren, die aanvangt op de eerste dag van het verslagjaar waarvoor de keuze wordt herroepen.
Hst. 3 officieelBerekening van de gecorrigeerde betrokken belastingen (hoofdstuk 7 van de wet)
Art. 4 Voortwenteling verschil tussen gecorrigeerde betrokken belastingen en verwachte betrokken belastingen
1Indien er in een verslagjaar in een staat geen netto kwalificerend inkomen is, kan de informatieaangifte-indienende groepsentiteit ervoor kiezen om het verschil tussen de gecorrigeerde betrokken belastingen en de verwachte gecorrigeerde betrokken belastingen in dat verslagjaar, in afwijking vanartikel 7.2, vijfde lid, van de wet , niet als een additionele bijheffing, maar als een voortgewentelde bovenmatige negatieve belastinguitgave in aanmerking te nemen.2Indien het netto kwalificerende inkomen en de som van de gecorrigeerde betrokken belastingen in een volgend verslagjaar meer bedragen dan nihil, wordt de som van de gecorrigeerde betrokken belastingen verminderd met de voortgewentelde bovenmatige negatieve belastinguitgave, bedoeld in het eerste lid, doch niet verder dan tot nihil. Het bedrag van de voortgewentelde bovenmatige negatieve belastinguitgave wordt op dezelfde voet verminderd.3Indien na de vermindering, bedoeld in het tweede lid, laatste zin, een bedrag aan voortgewentelde bovenmatige negatieve belastinguitgave resteert, komt dit bedrag in mindering op de som van de gecorrigeerde betrokken belastingen in elk volgend verslagjaar waarin het netto kwalificerende inkomen meer bedraagt dan nihil, waarbij het bedrag van de voortgewentelde bovenmatige negatieve belastinguitgave steeds op dezelfde voet wordt verminderd.4De keuze, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het verslagjaar waarvoor die keuze wordt gemaakt voor de groepsentiteiten in een staat. De keuze wordt automatisch verlengd, tenzij de informatieaangifte-indienende groepsentiteit de keuze ten aanzien van een volgend verslagjaar herroept.5Indien een of meer groepsentiteiten in een staat ten aanzien waarvan de keuze, bedoeld in het eerste lid, is gemaakt worden vervreemd door de multinationale of binnenlandse groep, wordt het bedrag van de voortgewentelde bovenmatige negatieve belastinguitgave in aanmerking genomen bij de vervreemdende groep. Het bedrag van de voortgewentelde bovenmatige negatieve belastinguitgave wordt in mindering gebracht op de som van de gecorrigeerde betrokken belastingen, doch niet verder dan tot nihil, van de tot deze groep behorende groepsentiteiten in de in de vorige zin bedoelde staat in elk volgend verslagjaar waarin het gezamenlijke netto kwalificerende inkomen van die groepsentiteiten meer bedraagt dan nihil.
Art. 5 Alternatieve verliesverrekeningslatenties
1Voor de toepassing vanartikel 7.3, vijfde lid, onderdeel e, van de wet wordt een belastinglatentie aangemerkt als alternatieve verliesverrekeningslatentie, indien:
  • a.de belastingwetgeving van een staat vereist dat positief buitenlands inkomen wordt verrekend met negatief binnenlands inkomen, voordat verrekening wordt verleend voor buitenlandse belasting die is geheven over het betreffende buitenlands inkomen;
  • b.de groepsentiteit negatief binnenlands inkomen heeft dat geheel of gedeeltelijk wordt verrekend met positief buitenlands inkomen; en
  • c.onder toepassing van de belastingwetgeving van die staat buitenlandse belasting in een volgend verslagjaar kan worden verrekend met binnenlandse belasting ter zake van inkomen dat is opgenomen in de berekening van het kwalificerende inkomen of verlies van de groepsentiteit.
2Een alternatieve verliesverrekeningslatentie, bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan het laagste van:
  • a.het bedrag aan nog te verrekenen buitenlandse belasting ter zake van buitenlands inkomen dat volgens de belastingwetgeving van die staat kan worden voortgewenteld van het verslagjaar waarin de groepsentiteit een negatief binnenlands inkomen heeft, zonder rekening te houden met positief buitenlands inkomen, naar een volgend verslagjaar; en
  • b.het bedrag aan negatief binnenlands inkomen van de groepsentiteit over het verslagjaar, zonder rekening te houden met positief buitenlands inkomen, vermenigvuldigd met het van toepassing zijnde binnenlandse belastingtarief.
3Een alternatieve verliesverrekeningslatentie, zoals bepaald in het tweede lid, wordt in aanmerking genomen tegen het minimumbelastingtarief of, indien dit lager is, het van toepassing zijnde belastingtarief waartegen de actieve belastinglatentie in de financiële verslaggeving is opgenomen.4Een alternatieve verliesverrekeningslatentie wordt niet begrepen in het totale bedrag van de gecorrigeerde mutaties in belastinglatenties, voor zover deze latentie betrekking heeft op bedragen die op grond vanartikel 7.3, vijfde lid, onderdeel a, van de wet zijn uitgesloten.
Art. 6 Toerekening van betrokken belasting die is geheven overeenkomstig een geaggregeerde belastingregeling voor buitenlandse gecontroleerde lichamen
1De betrokken belasting die is geheven overeenkomstig een geaggregeerde belastingregeling voor buitenlandse gecontroleerde lichamen wordt in een verslagjaar dat aanvangt op of voor 31 december 2025 en uiterlijk eindigt op 30 juni 2027 toegerekend volgens de formule:A = (B / C) x Dwaarbij wordt verstaan onder:A: het bedrag aan betrokken belastingen dat wordt toegerekend aan een groepsentiteit ingevolgeartikel 7.5, derde lid, van de wet ;B: de allocatiesleutel van een entiteit voor de geaggregeerde belastingregeling voor buitenlandse gecontroleerde lichamen, berekend op grond van het tweede lid;C: de som van alle allocatiesleutels voor de geaggregeerde belastingregeling voor buitenlandse gecontroleerde lichamen;D: de betrokken belasting die is geheven overeenkomstig de geaggregeerde belastingregeling voor buitenlandse gecontroleerde lichamen.2De allocatiesleutel van een entiteit voor de geaggregeerde belastingregeling voor buitenlandse gecontroleerde lichamen wordt berekend volgens de formule:B = E x (F – G)B: de allocatiesleutel van een entiteit voor de geaggregeerde belastingregeling voor buitenlandse gecontroleerde lichamen;E: het inkomen van de entiteit dat op grond van een geaggregeerde belastingregeling voor buitenlandse gecontroleerde lichamen wordt toegerekend aan de belanghouder;F: het tarief dat geldt voor de toepassing van de geaggregeerde belastingregeling voor buitenlandse gecontroleerde lichamen;G: het effectieve belastingtarief van de staat waarin de entiteit is gevestigd dat is berekend op grond vanartikel 8.1 van de wet , waarbij het bedrag aan betrokken belastingen dat overeenkomstig een belastingregeling voor buitenlandse gecontroleerde lichamen is geheven buiten beschouwing blijft en het bedrag aan kwalificerende binnenlandse bijheffing in aanmerking wordt genomen voor zover dat verrekenbaar is met de belasting die is geheven overeenkomstig de geaggregeerde belastingregeling voor buitenlandse gecontroleerde lichamen.3Voor de toepassing van het tweede lid wordt de allocatiesleutel van een entiteit, niet zijnde een groepsentiteit, joint venture of een met een joint venture verbonden partij, berekend met inachtneming van het effectieve belastingtarief dat door de multinationale groep is berekend voor de staat waarin die entiteit is gevestigd. Indien door de toepassing van het negende lid het effectieve belastingtarief meer dan een keer is berekend, wordt het effectieve belastingtarief in aanmerking genomen dat is berekend ten aanzien van de entiteit of entiteiten die gezamenlijk het hoogste bedrag aan inkomen hebben dat op grond van een geaggregeerde belastingregeling voor buitenlandse gecontroleerde lichamen wordt toegerekend aan de belanghouder. Indien de entiteit of entiteiten, bedoeld in de eerste zin, zijn gevestigd in een staat ten aanzien waarvan de multinationale groep het effectieve belastingtarief niet heeft berekend, wordt voor de toepassing van het tweede lid, het effectieve belastingtarief voor die staat berekend op basis van het inkomen en belastingen die zijn opgenomen in de financiële verslaggeving van die entiteit of entiteiten.4Voor de toepassing van het eerste lid wordt de allocatiesleutel die is berekend voor een entiteit als bedoeld in het derde lid in aanmerking genomen in de som van alle allocatiesleutels, waarbij de betrokken belasting die toerekenbaar is aan die entiteit niet in aanmerking wordt genomen.5Voor de toepassing van het tweede lid wordt de allocatiesleutel voor een geaggregeerde belastingregeling voor buitenlandse gecontroleerde lichamen van een groepsentiteit op nihil gesteld indien het effectieve belastingtarief ten minste gelijk is aan het tarief dat geldt voor de toepassing van de geaggregeerde belastingregeling voor buitenlandse gecontroleerde lichamen of het minimumbelastingtarief.6Voor de toepassing van het tweede lid wordt ten aanzien van een staat waarvoorartikel 8.8 van de wet wordt toegepast, het effectieve belastingtarief berekend overeenkomstig de artikelen 8.8, derde lid, en8.10 van de wet .7Voor de toepassing van het tweede lid wordt ten aanzien van een staat waarvoorartikel 8.13 van de wet wordt toegepast, het effectieve belastingtarief berekend overeenkomstig de kwalificerende binnenlandse bijheffing van die staat, waarbij de kwalificerende binnenlandse bijheffing als betrokken belasting in aanmerking wordt genomen voor zover deze verrekenbaar is onder de geaggregeerde belastingregeling voor buitenlandse gecontroleerde lichamen.8Voor de toepassing van het tweede lid wordt ten aanzien van een staat waarvoorartikel 8.7 van de wet wordt toegepast het effectieve belastingtarief berekend overeenkomstigartikel 8.8, derde lid, van de wet , met dien verstande dat daarbij voor de in een kwalificerend landenrapport gerapporteerde totale inkomsten en winst vóór winstbelasting wordt gelezen: de gegevens in de kwalificerende financiële verslaggeving die de multinationale groep zou moeten rapporteren in een kwalificerend landenrapport als totale inkomsten en winst vóór winstbelasting.9Indien het effectieve belastingtarief van een of meer entiteiten ingevolge deartikelen 8.6 ,9.4 of10.4 van de wet wordt berekend alsof sprake is van een afzonderlijke multinationale groep, is dat effectieve belastingtarief van toepassing bij de berekening van de allocatiesleutel, bedoeld in het tweede lid.10Onder een geaggregeerde belastingregeling voor buitenlandse gecontroleerde lichamen wordt verstaan: een belastingregeling voor buitenlandse gecontroleerde lichamen op grond waarvan de belasting wordt berekend op basis van het gezamenlijke inkomen of de gezamenlijke verliezen of verrekenbare belastingen van de buitenlandse gecontroleerde lichamen die onmiddellijk of middellijk worden gehouden door een groepsentiteit, waarbij het tarief dat geldt voor de toepassing van deze belastingregeling lager is dan het minimumbelastingtarief.
Hst. 4 officieelBerekening van het effectieve belastingtarief en de bijheffing (hoofdstuk 8 van de wet)
Art. 7 Het bedrag van de gebruiksrechten van de lessee
1Voor de toepassing vanartikel 8.3, vijfde lid, van de wet , wordt de waarde van de gebruiksrechten van de lessee bepaald op,
  • a.indien de lessee een groepsentiteit is van de multinationale groep of binnenlandse groep waartoe de lessor behoort: het bedrag van de gebruiksrechten, nadat rekening is gehouden met consolidatiecorrecties ter eliminatie van de intra-groepsleasetransactie;
  • b.indien de lessee geen groepsentiteit is van de multinationale groep of binnenlandse groep waartoe de lessor behoort: het niet-gedisconteerde bedrag van de nog verschuldigde betalingen op grond van de leaseovereenkomst, rekening houdend met eventuele toevoegingen die in aanmerking zouden zijn genomen voor het bepalen van het bedrag van de gebruiksrechten bij toepassing van de financiële verslaggevingsstandaard van de lessor.
2Niettegenstaande het eerste lid, bedraagt de waarde van de gebruiksrechten van de lessee nihil, indien een activum regelmatig en meerdere keren gedurende het verslagjaar ter beschikking is gesteld aan verschillende lessees, waarbij de gemiddelde leaseperiode, met inbegrip van eventuele verlengingen en vernieuwingen van de lease, voor elke lessee 30 dagen of minder bedraagt.
Art. 8 De consistentiestandaard en toepassing van de kwalificerende binnenlandse bijheffing veilige haven
1Een kwalificerende binnenlandse bijheffing van een staat voldoet aan de consistentiestandaard, bedoeld inartikel 8.13, eerste lid, onderdeel b, van de wet , indien, met inachtneming van de vereiste afwijkingen die betrekking hebben op de berekening van een kwalificerende binnenlandse bijheffing:
  • a.de berekening van deze bijheffing leidt tot dezelfde uitkomst als de uitkomst bij toepassing van een kwalificerende inkomen-inclusiemaatregel of een kwalificerende onderbelastewinstmaatregel;
  • b.een staat voor de toepassing van een kwalificerende binnenlandse bijheffing:
    • 1°.geen of een beperktere variant van een metartikel 8.3 van de wet vergelijkbare bepaling hanteert;
    • 2°.geen of een beperktere variant van een metartikel 8.7 van de wet vergelijkbare bepaling hanteert; of
    • 3°.een belastingtarief hanteert dat hoger is dan het minimumbelastingtarief.
2Artikel 8.13 van de wet is niet van toepassing op:
  • a.de groepsentiteiten van een multinationale groep in een staat, indien een of meer van deze groepsentiteiten:
    • 1°.een doorkijkentiteit is die een uiteindelijkemoederentiteit is en niet is onderworpen aan een kwalificerende binnenlandse bijheffing;
    • 2°.een doorkijkentiteit is die onderworpen is aan een inkomen-inclusiebijheffing en niet aan een kwalificerende binnenlandse bijheffing; of
    • 3°.een entiteit is ten aanzien waarvan zonder enige beperking een kwalificerende binnenlandse bijheffing wordt verminderd op grond van een metartikel 14.2 van de wet vergelijkbare regeling voor multinationale groepen in de aanvangsfase;
  • b.beleggingsentiteiten in een staat die in vergelijkbare omstandigheden voor de toepassing van dewet onder de reikwijdte vanartikel 10.4 ,10.5 of10.6 van de wet zouden vallen en die niet zijn onderworpen aan een kwalificerende binnenlandse bijheffing in die staat;
  • c.een joint venture of een joint venture-groep in een staat ten aanzien waarvan de kwalificerende binnenlandse bijheffing niet wordt geheven bij de joint venture of de leden van de joint venture-groep in die staat; of
  • d.een staatloze doorkijkentiteit die niet is onderworpen aan een kwalificerende binnenlandse bijheffing in de staat waarin zij is opgericht.
3Niettegenstaande het tweede lid wordt voor de toepassing van de kwalificerende binnenlandse bijheffing veilige haven geacht te zijn voldaan aan de consistentiestandaard indien een staat een kwalificerende binnenlandse bijheffing kent en zich een van de omstandigheden bedoeld in onderdeel a tot en met d voordoet.
Hst. 5 officieelTransitieregels (hoofdstuk 14 van de wet)
Art. 9 In aanmerking te nemen actieve belastinglatentie bij overdracht van activa
1Voor de toepassing vanartikel 14.1, derde lid, van de wet kan de groepsentiteit die activa verkrijgt van een andere groepsentiteit een actieve belastinglatentie in aanmerking nemen ter zake van de verworven activa, voor zover de multinationale groep of binnenlandse groep aannemelijk maakt dat de overdragende groepsentiteit belasting heeft betaald ter zake van de overdracht en dat de overdragende groepsentiteit een actieve belastinglatentie, die op grond van artikel 14.1, eerste lid, van de wet in aanmerking had kunnen worden genomen ware die latentie gevormd, heeft herzien of niet heeft opgenomen, omdat het resultaat van de overdracht is opgenomen in de belastbare winst van de overdragende groepsentiteit.2Voor de toepassing van het eerste lid wordt een bedrag aan betrokken belastingen aangemerkt als door de overdragende groepsentiteit betaalde belastingen ter zake van de overdracht, indien de multinationale groep of binnenlandse groep aannemelijk maakt dat dit bedrag aan betrokken belastingen toerekenbaar is aan de overdracht en op grond vanartikel 7.5 van de wet aan de overdragende groepsentiteit zou zijn toegerekend.3Een actieve belastinglatentie als bedoeld in het eerste lid, wordt in aanmerking genomen voor het verschil tussen de fiscale boekwaarde en de boekwaarde van het activum, bepaald overeenkomstigartikel 14.1, derde lid, van de wet , vermenigvuldigd met het minimumbelastingtarief of, indien dit lager is, het van toepassing zijnde binnenlandse belastingtarief.4Ingeval een groepsentiteit een activum verkrijgt waaropartikel 14.1, derde lid, van de wet van toepassing is en dat activum in haar financiële verslaggeving waardeert op reële waarde en op grond van de voorgaande leden een actieve belastinglatentie in aanmerking had kunnen nemen, kan de groepsentiteit er, in afwijking van het eerste lid, voor kiezen om de boekwaarde van dat activum uit de financiële verslaggeving over te nemen in alle daaropvolgende jaren.
Hst. 6 officieelSlotbepalingen
Art. 10 Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van 31 december 2024 en werkt terug tot en met 31 december 2023.
Art. 11 Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit minimumbelasting 2024.
Naar boven