Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992
Art. 1
a. wet: Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 ; b. belasting: belasting van personenauto's en motorrijwielen; c. rechten bij invoer: rechten bij invoer als bedoeld in artikel 7:3 van de Algemene douanewet .
Art. 1a
Art. 2
a. met het motorrijtuig in Nederland uitsluitend gebruik wordt gemaakt van de weg door de werknemer of zijn inwonende gezinsleden; b. de werkgever blijkens een schriftelijke verklaring te kennen heeft gegeven dat het motorrijtuig aan belanghebbende ter beschikking is gesteld en hoofdzakelijk is bestemd voor de uitvoering van de werkzaamheden buiten Nederland; en c. de werknemer als gevolg van de arbeidsverhouding tussen hem en zijn werkgever in beginsel geen invloed kan uitoefenen op de beslissing in welk land het motorrijtuig wordt ingeschreven.
Art. 3
- hoofd zijn van een éénmansbedrijf, of - lid zijn van een maatschap, of - bestuurder, vennoot of aandeelhouder zijn van een onderneming, opgericht in de vorm van een vennootschap,
a. met het motorrijtuig in Nederland uitsluitend gebruik wordt gemaakt van de weg door de in het eerste lid bedoelde Nederlands ingezetene of zijn inwonende gezinsleden; en b. het motorrijtuig blijkens een kilometerregistratie voor ten minste 50% zakelijk buiten Nederland wordt gebruikt; het zakelijk gebruik buiten Nederland wordt per kalenderjaar bepaald, waarbij de afstand die wordt overbrugd van de woonplaats naar de in het buitenland gelegen werkplaats en omgekeerd buiten beschouwing blijft.
Art. 3a
a. de in het eerste lid bedoelde persoon en zijn inwonende gezinsleden, onderscheidenlijk het in het eerste lid bedoelde lichaam, met het motorrijtuig geen gebruik hebben, onderscheidenlijk heeft, gemaakt van de weg in de twaalf maanden voorafgaand aan de periode van terbeschikkingstelling in Nederland; en b. een beroep op de vrijstelling wordt gedaan vóór aanvang van het gebruik van de weg met het motorrijtuig, door middel van een elektronische melding.
Art. 4
Art. 4a
a. het motorrijtuig is gebracht naar de andere lidstaat van de Europese Unie, dan wel de staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waar het motorrijtuig is ingeschreven en op het moment van het vervallen van de tenaamstelling in het kentekenregister blijkens dit register niet wordt aangemerkt als motorrijtuig bestemd voor sloop of motorrijtuig dat wacht op keuring; b. het motorrijtuig op het moment, bedoeld in onderdeel a, niet voldoet aan de definitie van schadevoertuig in de zin van de Regeling voertuigen en degene op wiens naam het motorrijtuig te naam was gesteld direct voorafgaand aan het vervallen van die tenaamstelling in het kentekenregister dit bij het verzoek, bedoeld in onderdeel c, verklaart; c. het verzoek om teruggaaf wordt gedaan binnen dertien weken na het vervallen van de tenaamstelling in het kentekenregister; en d. bij het verzoek bescheiden worden overgelegd waaruit blijkt dat het motorrijtuig is ingeschreven in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en, indien de inspecteur daarom verzoekt, bescheiden worden overgelegd waaruit blijkt dat het motorrijtuig naar die lidstaat, onderscheidenlijk die staat, is gebracht.
Art. 4b
a. het motorrijtuig is gebracht naar de andere lidstaat van de Europese Unie, dan wel de staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waar het motorrijtuig is ingeschreven en blijkens de registratie in het buitenlandse kentekenregister niet wordt aangemerkt als motorrijtuig bestemd voor sloop of motorrijtuig dat wacht op keuring; b. het motorrijtuig op het moment, bedoeld in onderdeel a, niet voldoet aan de definitie van schadevoertuig in de zin van de Regeling voertuigen en degene van wie de belasting ingevolge artikel 5, tweede lid, van de wet is geheven dit bij het verzoek, bedoeld in onderdeel c, verklaart; c. het verzoek om teruggaaf wordt gedaan binnen dertien weken na het tijdstip waarop het motorrijtuig niet langer in Nederland feitelijk ter beschikking staat van de in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam; en d. bij het verzoek bescheiden worden overgelegd waaruit blijkt dat het motorrijtuig is ingeschreven in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en, indien de inspecteur daarom verzoekt, bescheiden worden overgelegd waaruit blijkt dat het motorrijtuig naar die lidstaat, onderscheidenlijk die staat, is gebracht, alsmede bescheiden waaruit blijkt vanaf welk tijdstip het motorrijtuig niet langer in Nederland feitelijk ter beschikking staat van de in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam.
Art. 4c
Art. 5
Art. 6
a. het motorrijtuig op naam is gesteld van een politie-instantie dan wel, indien het motorrijtuig op lease-basis aan de politie ter beschikking staat, afschriften van het kentekenbewijs en het lease-contract worden overgelegd; b. het motorrijtuig is voorzien van: - een tweetonige hoorn; - een duidelijk zichtbaar blauw zwaai- of knipperlicht; en - ten minste aan weerszijden één of meer duidelijk zichtbare afbeeldingen van het politielogo, bedoeld in de Regeling politielogo ; en
c. het motorrijtuig uitsluitend wordt gebruikt door politie-ambtenaren voor de uitoefening van hun politietaak.
Art. 7
a. het motorrijtuig op naam is gesteld van een brandweer-instantie dan wel, indien het motorrijtuig op lease-basis aan de brandweer ter beschikking staat, afschriften van het kentekenbewijs en het lease-contract worden overgelegd; b. het motorrijtuig is voorzien van: - een tweetonige hoorn; - een duidelijk zichtbaar blauw zwaai- of knipperlicht; en - ten minste aan weerszijden één of meer duidelijk zichtbare afbeeldingen van een brandweerembleem dan wel in voorkomend geval een gemeentewapen, welke afbeeldingen alle een oppervlakte hebben van ten minste 314 cm2; en
c. het motorrijtuig uitsluitend wordt gebruikt door brandweerlieden voor de uitoefening van hun brandweertaak.
Art. 8
a. de personenauto ingericht is voor het vervoeren van zieken of gewonden en uiterlijk herkenbaar is als ambulance; b. de personenauto wordt gebruikt: 1°. door de Regionale Ambulancevoorziening, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Wet ambulancezorgvoorzieningen ; 2°. bij de ambulancezorg waarvoor op grond van artikel 20 van de Wet ambulancezorgvoorzieningen vrijstelling is verleend; 3°. als wensambulance voor het vervoer van ernstig zieken of zwaar gehandicapten in verband met het in vervulling laten gaan van een, doorgaans laatste, wens van sociale of recreatieve aard; 4°. door het Nederlandse Rode Kruis voor vervoer van personen die geen medische zorg behoeven en van wie de gezondheidstoestand door het vervoer niet negatief zal worden beïnvloed, uitsluitend voor zover dit betreft vervoer in verband met bezoek aan religieuze, culturele, recreatieve, sociale of soortgelijke gebeurtenissen; 5°. als ambulance van ziekenhuizen voor het vervoer van patiënten op het ziekenhuisterrein; of 6°. als bedrijfsambulance voor het vervoer van zieken en gewonden op het bedrijfsterrein; en
c. de personenauto uitsluitend wordt gebruikt voor het vervoer van zieken of gewonden of het verlenen van spoedeisende medische hulp.
Art. 9
a. direct achter de bestuurderszitplaats een vaste wand is aangebracht over de gehele breedte van de personenauto of de bestelauto; b. de achterruimte niet is voorzien van zitplaatsen en veiligheidsgordels; en c. de personenauto of de bestelauto uitsluitend wordt gebruikt voor het vervoer van stoffelijke overschotten.
Art. 10
a. direct achter de bestuurdersplaats een vaste wand, een traliewerk of een soortgelijke afscheiding is aangebracht over de gehele breedte van de personenauto; b. de achterruimte uitsluitend van buitenaf te openen is; c. de ramen en luiken in de achterruimte niet kunnen worden geopend, dan wel zijn voorzien van tralies of een metalen rooster; d. de personenauto is voorzien van een mobilofooninstallatie; en e. de personenauto uitsluitend wordt gebruikt voor het vervoer door daartoe aangewezen opsporingsambtenaren van personen die rechtens van hun vrijheid zijn beroofd.
Art. 11
a. de personenauto beschikt over voorzieningen waardoor deze gemakkelijk toegankelijk is voor rolstoelen; b. in de personenauto bevestigingspunten zijn aangebracht voor de rolstoelen, waarmee zij kunnen worden vastgezet, opdat de veiligheid van de rolstoelgebruiker is gewaarborgd; en c. het motorrijtuig uitsluitend wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van rolstoelgebruikers en hun begeleiders van en naar instellingen die zich de zorg voor gehandicapte personen ten doel stellen.
Art. 12
a. de personenauto of de bestelauto is voorzien van: - een duidelijk zichtbaar geel zwaai- of knipperlicht; - ten minste aan weerszijden één of meer duidelijk zichtbare aanduidingen waaruit blijkt dat het een dierenambulance is, welke aanduidingen alle een oppervlakte hebben van ten minste 1960 cm2op een wit veld van ten minste 4500 cm2; - een mobilofooninstallatie of daarmee vergelijkbare installatie; en - voorzieningen voor vervoer en verzorging van zieke of gewonde dieren; en
b. de personenauto of de bestelauto uitsluitend wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van zieke of gewonde dieren.
Art. 13
a. direct achter de bestuurderszitplaats een vaste wand van kogelvrij materiaal is aangebracht over de gehele breedte van de personenauto of de bestelauto; b. de achterruimte niet is voorzien van zitplaatsen en veiligheidsgordels, met uitzondering van een zitplaats voor een bewaker; c. de vloer van de achterruimte uit één stuk bestaat; d. de kluizen in de achterruimte onverbrekelijk met de bodem zijn verbonden; e. de personenauto of de bestelauto voor de beveiliging van de inzittenden voldoende is gepantserd; en f. de personenauto of de bestelauto uitsluitend wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van geld of waarden.
Art. 13a
a. bij het verzoek worden overgelegd: – bescheiden waaruit blijkt dat de gehandicapte beschikt over een rolstoel als bedoeld in artikel 15a, eerste lid, van de wet die is verstrekt in het kader van een beschikking ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of een beschikking van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisaties werk en inkomen , dan wel waarvoor hij beschikt over een verklaring van een arts die is afgegeven ten hoogste zes weken voorafgaand aan de datum van indiening van het verzoek, dat hij voor zijn vervoer is aangewezen op het gebruik van een dergelijke rolstoel; – een afschrift van de kentekencard of van de delen I en II, de delen I en I B of deel I A en B van het kentekenbewijs dat ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is afgegeven voor de bestelauto; en – indien de teruggaaf wordt verrekend in de zin van artikel 15a, vierde lid, van de wet : een kopie van de teruggaafverklaring die aan de inschrijver is overgelegd; en
b. de bestelauto uitsluitend wordt gebruikt voor het in artikel 15a, eerste lid, van de wet bedoelde vervoer, alsmede voor het persoonlijk gebruik, gebruik door inwonende gezinsleden daaronder begrepen, van de gehandicapte en, ingeval dit een ander is, van degene op wiens naam de bestelauto te naam is gesteld in het kentekenregister.
Art. 13b
a. de teruggaafverklaring bevat: 1°. de naam, het adres en de woonplaats van degene op wiens naam de bestelauto wordt gesteld; 2°. de verklaring van degene op wiens naam de bestelauto wordt gesteld dat de teruggaaf door de aanvrager van de inschrijving van de bestelauto mag worden verrekend met de voldoening van de belasting ter zake van de inschrijving van de betreffende bestelauto; 3°. het voertuigidentificatienummer van de bestelauto waarop de teruggaaf betrekking heeft, of indien het voertuigidentificatienummer nog niet bekend is een andere tot het individuele voertuig herleidbare aanduiding; 4°. de naam, de vestigingsplaats en het unieke informatienummer voor rechtspersonen en samenwerkingsverbanden van de aanvrager van de inschrijving van de bestelauto waarvoor de verrekening plaatsvindt; 5°. de dagtekening van de teruggaafverklaring; en 6°. de ondertekening door degene op wiens naam de bestelauto wordt gesteld en de aanvrager van de inschrijving van de bestelauto waarvoor de verrekening plaatsvindt; en
b. de teruggaafverklaring wordt bewaard in de administratie van de inschrijver van de bestelauto waarvoor de verrekening plaatsvindt.
Art. 14
a. in het kentekenregister het motorrijtuig de status export of sloop heeft; b. het motorrijtuig was tenaamgesteld in het kentekenregister; c. de aanvraag wordt gedaan binnen 13 weken na het vervallen van de tenaamstelling in het kentekenregister; d. de aanvrager schriftelijk verklaart dat met het motorrijtuig geen gebruik is gemaakt van de weg; en e. de tenaamstelling in het kentekenregister is vervallen binnen twee weken nadat het motorrijtuig voor het eerst was tenaamgesteld in dat register, met dien verstande dat bij een nieuw motorrijtuig de tenaamstelling in dat register op een later moment mag zijn vervallen indien, op verzoek van de inspecteur, het motorrijtuig wordt getoond op een door hem te bepalen plaats en tijdstip of bescheiden worden overgelegd waaruit blijkt dat het motorrijtuig nooit op de weg is gebruikt en daadwerkelijk is geëxporteerd of gesloopt.
Art. 15
Art. 16
Art. 17
Art. 18
Art. 19
Art. 20
Art. 21
Art. 22