Uitvoeringsbesluit belasting zware motorrijtuigen
Hst. I Inleidende bepalingen
Art. 1
Art. 2
a. wet: Wet belasting zware motorrijtuigen ; b. belasting: belasting zware motorrijtuigen als bedoeld in artikel 2 van de wet ; c. motorrijtuig: zwaar motorrijtuig als bedoeld in artikel 3, onderdeel a , van de wet .
Hst. II Vrijstellingen
Art. 3
Art. 4
a. het motorrijtuig is geregistreerd op naam van een politie-instantie; b. het motorrijtuig is voorzien van: - een tweetonige hoorn; - een duidelijk zichtbaar blauw zwaai- of knipperlicht; en - ten minste aan weerszijden één of meer duidelijk zichtbare afbeeldingen van het politielogo, bedoeld in de Regeling politielogo ;
en c. het motorrijtuig uitsluitend wordt gebruikt door politie-ambtenaren voor de uitoefening van hun politietaak.
a. het motorrijtuig is geregistreerd op naam van een brandweer-instantie; b. het motorrijtuig is voorzien van: - een tweetonige hoorn; - een duidelijk zichtbaar blauw zwaai- of knipperlicht; en - ten minste aan weerszijden één of meer duidelijk zichtbare afbeeldingen van een brandweerembleem dan wel in voorkomend geval van een gemeentewapen, welke afbeeldingen alle een oppervlakte hebben van ten minste 314 cm2; en
c. het motorrijtuig uitsluitend wordt gebruikt door brandweerlieden voor de uitoefening van hun brandweertaak.
Art. 5
Art. 6
Art. 7
a. het gebruik van de autosnelweg zich beperkt tot een op aanwijzingen van de houder door de inspecteur vastgesteld gebied dat is gelegen in de onmiddellijke nabijheid van de plaatsen waar het motorrijtuig, elders dan op de weg, wordt gebruikt; en b. de houder van het motorrijtuig bij het verzoek een afschrift van het kentekenbewijs overlegt, alsmede een verklaring dat het vervoer van goederen geen hoofdactiviteit van de houder is, dat met het motorrijtuig uitsluitend gebruik van de autosnelweg wordt gemaakt overeenkomstig onderdeel aen dat indien niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden en omstandigheden voor de vrijstelling een opgaaf daarvan zal worden gedaan aan de inspecteur.
Art. 8
Hst. III Slotbepalingen
Art. 9
Art. 10