Hst. I Algemeen
Art. 1.1 Algemene begrippen
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:- a. werkgever:de inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 of de werkgever in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen ;
- b. werknemer:de werknemer in de zin van de Werkloosheidswet , de Ziektewet , de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ;
- c. loonaangifte:de aangifte voor de loonbelasting, de premie voor de volksverzekeringen, de premies voor de werknemersverzekeringen en de ingevolge de Zorgverzekeringswet over het loon verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage;
- d. aangiftetijdvak:het tijdvak waarover de loonbelasting moet worden betaald;
- e. polisadministratie:hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen ;
- f. loonadministratie:de loonadministratie, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964 ;
- g. verloonde uren:de uren waarover loon is betaald en waarvan door de werkgever ingevolge artikel 28, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de loonbelasting 1964 opgave aan de inspecteur is gedaan;
- h. correctiebericht:het correctiebericht, bedoeld in artikel 28a van de Wet op de loonbelasting 1964 ;
- i. inspecteur of ontvanger:de functionaris van de rijksbelastingdienst die als zodanig bij wet van Onze Minister van Financiën is aangewezen;
- j. Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen:het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen .
Hst. II Tegemoetkomingen loondomein met doelgroepverklaring
Par. undefined Tegemoetkomingen in de vorm van loonkostenvoordelen
Art. 2.1 Loonkostenvoordelen
Een werkgever kan in de loonaangifte een verzoek doen voor de volgende tegemoetkomingen:- a.loonkostenvoordeel oudere werknemer;
- b.loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer;
- c.loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden;
- d.loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer;
waarbij een uiterlijk op de in artikel 4.1, tweede lid , bedoelde datum van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft ingediend correctiebericht wordt opgevat als een in de loonaangifte gedaan verzoek. Par. undefined Loonkostenvoordeel oudere werknemer
Art. 2.2 Doelgroep
1Een werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan, heeft recht op een loonkostenvoordeel oudere werknemer indien bij deze werkgever een werknemer in een of meerdere dienstbetrekkingen is die:- a.in de maand voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking:
- b.op het moment van aanvang van de dienstbetrekking 56 jaar of ouder was;
- c.niet op enig moment in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum van indiensttreding bij deze werkgever in dienstbetrekking is geweest; en
- d.een geldige doelgroepverklaring als bedoeld in artikel 2.3 aan de werkgever heeft verstrekt.
2Het eerste lid is niet of niet langer van toepassing indien:3Met een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt gelijkgesteld een naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkering op grond van een wettelijk stelsel inzake sociale zekerheid van een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte dan wel Zwitserland.4Voor de toepassing van dit artikel worden onderbrekingen van een dienstbetrekking tussen dezelfde werkgever en werknemer binnen de periode, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid , geacht niet te hebben plaatsgevonden. Art. 2.3 Doelgroepverklaring
1Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of, indien het een oudere werknemer betreft die in de maand voorafgaand aan zijn dienstbetrekking recht had op een uitkering op grond van de Participatiewet , de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen , het college van burgemeester en wethouders, verstrekt uitsluitend aan degene die een dienstbetrekking met een werkgever aangaat en, met inachtneming van artikel 2.2, tweede tot en met vierde lid , voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met c, op diens verzoek een verklaring dat deze werknemer aan de genoemde voorwaarden voldoet. Indien de doelgroepverklaring niet kan worden verstrekt, wordt het besluit tot weigering uitsluitend verstrekt aan de aanvrager van de doelgroepverklaring. De doelgroepverklaring wordt aangevraagd binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels worden gesteld met betrekking tot de geldigheid van de doelgroepverklaring, bedoeld in de eerste volzin.2Indien artikel 2.2, derde lid , van toepassing is, overlegt degene die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verzoekt om een doelgroepverklaring als bedoeld in het eerste lid gelijktijdig met dit verzoek een bewijs dat hij in de maand voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking recht had op een uitkering als bedoeld in artikel 2.2, derde lid . Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere voorwaarden worden gesteld aan dit bewijs.3De werkgever bewaart de doelgroepverklaring, bedoeld in het eerste lid, bij de loonadministratie. Art. 2.4 Duur loonkostenvoordeel oudere werknemer
1Een loonkostenvoordeel oudere werknemer wordt ten hoogste verstrekt over een aaneengesloten periode van drie jaar vanaf de aanvang van de eerste dienstbetrekking tussen de werkgever en de werknemer waarbij aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.2 , wordt voldaan, met dien verstande dat het loonkostenvoordeel oudere werknemer niet wordt verstrekt over periodes gelegen na 31 december 2025.2Ingeval de periode waarin het loonkostenvoordeel oudere werknemer van toepassing is, in de loop van een aangiftetijdvak begint of eindigt, wordt die periode verlengd met het buiten die periode vallende deel van het aangiftetijdvak waarin die periode begint, onderscheidenlijk eindigt. Art. 2.5 Hoogte loonkostenvoordeel oudere werknemer
Een loonkostenvoordeel oudere werknemer bedraagt € 1,35 per verloond uur van de werknemers die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.2 , doch ten hoogste € 2.600 per werknemer per kalenderjaar. Par. undefined Loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer
Art. 2.6 Doelgroep
1Een werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan, heeft recht op een loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer indien bij deze werkgever een werknemer in een of meerdere dienstbetrekkingen is die:- a.in de maand voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking:
- b.niet op enig moment in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum van indiensttreding in dienstbetrekking bij de werkgever is geweest; en
- c.een geldige doelgroepverklaring als bedoeld in artikel 2.7 aan de werkgever heeft verstrekt.
2Bij de toepassing van het eerste lid met betrekking tot een werknemer die binnen vijf jaar na de eerste dag na afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 23 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen , of na afloop van het tijdvak, bedoeld in artikel 24 of 25, negende lid, van die wet of na afloop van het tijdvak, bedoeld in artikel 629, elfde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel van het tijdvak, bedoeld in artikel 76a, zesde lid, onderdeel a, van de Ziektewet , in dienstbetrekking werkzaamheden gaat verrichten bij een werkgever en die:- a.volgens een arbeidskundig onderzoek op de dag, bedoeld in de aanhef, minder dan 35% arbeidsongeschikt is en niet in staat is tot het verrichten van arbeid bij de werkgever waarbij de werknemer op die dag in dienstbetrekking was; en
- b.op de eerste dag van elf weken voorafgaand aan de dag, bedoeld in onderdeel a, geen dienstbetrekking had met een andere werkgever dan de werkgever, bedoeld in onderdeel a, en nog bij die werkgever in dienstbetrekking is, tenzij de dienstbetrekking met die andere werkgever reeds bestond op de eerste dag van de wachttijd, bedoeld in de aanhef;
is de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, niet van toepassing3Het eerste lid is niet of niet langer van toepassing indien:4Met een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt gelijkgesteld een naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkering op grond van een wettelijk stelsel inzake sociale zekerheid van een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte dan wel Zwitserland.5Voor de toepassing van dit artikel worden onderbrekingen van een dienstbetrekking tussen dezelfde werkgever en werknemer binnen de periode, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid , geacht niet te hebben plaatsgevonden. Art. 2.7 Doelgroepverklaring
1Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt uitsluitend aan degene die een dienstbetrekking met een werkgever aangaat en, met inachtneming van artikel 2.6, derde tot en met vijfde lid , voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, onderdelen a en b, of aan de voorwaarden, bedoel in artikel 2.6, tweede lid, op diens verzoek een verklaring dat de aanvrager aan de genoemde voorwaarden voldoet. Indien de doelgroepverklaring niet kan worden verstrekt, wordt het besluit tot weigering uitsluitend verstrekt aan de aanvrager van de doelgroepverklaring. De doelgroepverklaring wordt aangevraagd binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels worden gesteld met betrekking tot de geldigheid van de doelgroepverklaring, bedoeld in de eerste volzin.2Indien artikel 2.6, vierde lid , van toepassing is, overlegt degene die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verzoekt om een doelgroepverklaring als bedoeld in het eerste lid gelijktijdig met dit verzoek een bewijs dat hij in de maand voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking recht had op een uitkering als bedoeld in artikel 2.6, vierde lid. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere voorwaarden worden gesteld aan dit bewijs.3De werkgever bewaart de doelgroepverklaring, bedoeld in het eerste lid, bij de loonadministratie. Art. 2.8 Duur loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer
1Een loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer wordt ten hoogste verstrekt over een aaneengesloten periode van drie jaar vanaf de aanvang van de eerste dienstbetrekking tussen de werkgever en de werknemer waarbij aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.6 , wordt voldaan.2Ingeval de periode waarin het loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer van toepassing is in de loop van een aangiftetijdvak begint of eindigt, wordt die periode verlengd met het buiten die periode vallende deel van het aangiftetijdvak waarin die periode begint, onderscheidenlijk eindigt. Art. 2.9 Hoogte loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer
Een loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer bedraagt € 3,05 per verloond uur van de werknemers die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.6 , doch ten hoogste € 6.000 per werknemer per kalenderjaar. Par. undefined Loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden
Art. 2.10 Doelgroep
1Een werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan, heeft recht op een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden indien bij deze werkgever een werknemer in een of meerdere dienstbetrekkingen is die:- a.in de maand voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking of op de eerste dag van de dienstbetrekking:
- 1°.recht had op arbeidsondersteuning of een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten ;
- 2°.geïndiceerd was als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening of een nog geldende indicatiebeschikking had op grond van artikel 11 van die wet , zoals dat artikel luidde op 31 december 2014;
- 3°.met ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet naar een dienstbetrekking is of wordt toegeleid en van wie door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet , dan wel van wie door het college van burgemeester en wethouders in overeenstemming met de eisen gesteld aan een loonwaardevaststelling op grond van artikel 10d, eerste of tweede lid, van de Participatiewet een loonwaarde is vastgesteld die bij voltijdse arbeid minder bedraagt dan het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet, tenzij de dienstbetrekking is aangegaan voor 1 januari 2016;
- 4°.voldeed aan een indicatie als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdeel d, van de Wet financiering sociale verzekeringen of werkzaam was in een dienstbetrekking die is aangewezen op grond van artikel 38f, vijfde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen ;
- 5°.een arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdeel f, van de Wet financiering sociale verzekeringen ;
- 6°.een arbeidsbeperkte was als bedoeld in artikel 38b, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen ; of
- 7°.geen werknemer was als bedoeld in het eerste tot en met vijfde subonderdeel, in verband met ziekte of gebrek een belemmering heeft ondervonden bij het volgen van onderwijs en binnen vijf jaar na afronding van dat onderwijs arbeid in dienstbetrekking is gaan verrichten;
- b.niet in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum van indiensttreding in dienstbetrekking bij de werkgever is geweest; en
- c.een geldige doelgroepverklaring als bedoeld in artikel 2.11 aan de werkgever heeft verstrekt.
2Het eerste lid is niet of niet langer van toepassing indien:3Voor de toepassing van dit artikel worden onderbrekingen van een dienstbetrekking tussen dezelfde werkgever en werknemer binnen de periode, bedoeld in artikel 2.12, eerste lid , geacht niet te hebben plaatsgevonden.4Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een werknemer als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, tevens verstaan de persoon die in de kalendermaand voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking niet langer aan de voorwaarden op grond van het eerste lid, onderdeel a, voldoet en als arbeidsbeperkte wordt beschouwd op grond van artikel 38b, zesde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen . Art. 2.11 Doelgroepverklaring
1Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt uitsluitend aan degene die een dienstbetrekking met een werkgever aangaat en, met inachtneming van artikel 2.10, tweede en derde lid , voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, onderdelen a en b, op diens verzoek een verklaring dat de aanvrager aan de genoemde voorwaarden voldoet. Indien de doelgroepverklaring niet kan worden verstrekt, wordt het besluit tot weigering uitsluitend verstrekt aan de aanvrager van de doelgroepverklaring. De doelgroepverklaring wordt aangevraagd binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels worden gesteld met betrekking tot de geldigheid van de doelgroepverklaring, bedoeld in de eerste volzin.2De werkgever bewaart de doelgroepverklaring, bedoeld in het eerste lid, bij de loonadministratie. Art. 2.12 Duur loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden
1Een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden wordt ten hoogste verstrekt over een aaneengesloten periode van drie jaar vanaf de aanvang van de eerste dienstbetrekking tussen de werkgever en de werknemer waarbij aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.10 , wordt voldaan.2Ingeval de periode waarin het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden van toepassing is in de loop van een aangiftetijdvak begint of eindigt, wordt die periode verlengd met het buiten die periode vallende deel van het aangiftetijdvak waarin die periode begint, onderscheidenlijk eindigt. Art. 2.13 Hoogte loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden
Een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden bedraagt € 1,01 per verloond uur van de werknemers die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.10 , doch ten hoogste € 2.000 per werknemer per kalenderjaar. Par. undefined Loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer
Art. 2.14 Doelgroep
1Een werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan, heeft recht op een loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer indien bij deze werkgever een werknemer in een of meerdere dienstbetrekkingen is die:- a.zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk hervat of een andere functie bij dezelfde werkgever gaat bekleden en:
- b.een geldige doelgroepverklaring als bedoeld in artikel 2.15 aan de werkgever heeft verstrekt.
2Het eerste lid is niet of niet langer van toepassing indien:3Met een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt gelijkgesteld een naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkering op grond van een wettelijk stelsel inzake sociale zekerheid van een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte dan wel Zwitserland.4Voor de toepassing van dit artikel worden onderbrekingen van een dienstbetrekking tussen dezelfde werkgever en werknemer binnen de periode, bedoeld in artikel 2.16, eerste lid , geacht niet te hebben plaatsgevonden. Art. 2.15 Doelgroepverklaring
1Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt uitsluitend aan degene die zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk hervat of een andere functie bij dezelfde werkgever gaat bekleden en, met inachtneming van artikel 2.14, tweede tot en met vierde lid , voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, onderdeel a, op diens verzoek een verklaring dat de aanvrager aan de genoemde voorwaarden voldoet. Indien de doelgroepverklaring niet kan worden verstrekt, wordt het besluit tot weigering uitsluitend verstrekt aan de aanvrager van de doelgroepverklaring. De doelgroepverklaring wordt aangevraagd binnen drie maanden na de gehele of gedeeltelijke hervatting van zijn eigen arbeid of het gaan bekleden van een andere functie. Indien een werknemer als bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, onder a, onder 1°, de eigen arbeid geheel of gedeeltelijk hervat of een andere functie bij dezelfde werkgever gaat bekleden vóór het moment waarop een recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is ontstaan, wordt de aanvraag van een doelgroepverklaring ingediend binnen drie maanden na de afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 23 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen , of van het tijdvak, bedoeld in artikel 24, eerste lid , 25, negende lid , of 26, tweede lid, tweede zin, van die wet of na afloop van het tijdvak, bedoeld in artikel 629, elfde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel van het tijdvak, bedoeld in artikel 29, tiende lid, onderdeel a , of artikel 76a, zesde lid, onderdeel a, van de Ziektewet . Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels worden gesteld met betrekking tot de geldigheid van de doelgroepverklaring, bedoeld in de eerste volzin.2Indien artikel 2.14, derde lid , van toepassing is, overlegt degene die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verzoekt om een doelgroepverklaring als bedoeld in het eerste lid gelijktijdig met dit verzoek een bewijs dat hij op of na het moment van hervatting van zijn eigen arbeid of van het gaan bekleden van een andere functie bij dezelfde werkgever recht had op een uitkering als bedoeld in artikel 2.14, derde lid. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere voorwaarden worden gesteld aan dit bewijs.3De werkgever bewaart de doelgroepverklaring, bedoeld in het eerste lid, bij de loonadministratie. Art. 2.16 Duur loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer
1Een loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer wordt ten hoogste verstrekt over een aaneengesloten periode van een jaar vanaf de datum van aanvang van de aanvraagtermijn van de doelgroepverklaring op grond van artikel 2.15, eerste lid .2Ingeval de periode waarin het loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer van toepassing is in de loop van een aangiftetijdvak begint of eindigt, wordt die periode verlengd met het buiten die periode vallende deel van het aangiftetijdvak waarin die periode begint, onderscheidenlijk eindigt. Art. 2.17 Hoogte loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer
Een loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer bedraagt € 3,05 per verloond uur van de werknemers die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.14 , doch ten hoogste € 6.000 per werknemer per kalenderjaar. Hst. III Tegemoetkoming loondomein zonder doelgroepverklaring
Par. undefined
Art. 3.1 Lage-inkomensvoordeel
Art. 3.2 Hoogte lage-inkomensvoordeel
Hst. IIIa officieel
Art. 3.3 Minimumjeugdloon voordeel
Art. 3.4 Hoogte minimumjeugdloon voordeel
Hst. IV Procedure bij uitvoering
Art. 4.1 Behandeling verzoek en samenloop van verzoeken
1Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beoordeelt alle door een werkgever in het kalenderjaar gedane verzoeken om een of meer tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 2.1 gezamenlijk, berekent de hoogte van de tegemoetkomingen en stelt de uitkomst beschikbaar aan de inspecteur, waarbij:- a.het recht op de tegemoetkomingen wordt beoordeeld op basis van de beschikbare gegevens bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het college van burgemeester en wethouders omtrent de doelgroep en de gegevens in de polisadministratie omtrent de overige voorwaarden; en
- b.de hoogte van de tegemoetkomingen wordt berekend op basis van de gegevens in de polisadministratie.
2De in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte van de werkgever worden beoordeeld op grond van de loonaangiften over een kalenderjaar zoals die uiterlijk op 1 mei van het daaropvolgende kalenderjaar zijn ingediend alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden.3In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien voor een werknemer recht bestaat op meer dan een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.1 het totaal berekende bedrag aan tegemoetkomingen voor deze werknemer gemaximeerd op het bedrag van de berekende hoogste tegemoetkoming voor deze werknemer in het desbetreffende kalenderjaar, met dien verstande dat bij gelijke hoogte van alle tegemoetkomingen waar recht op bestaat voor de werknemer uitsluitend de tegemoetkoming wordt verstrekt die als eerste in deze wet wordt genoemd.4De inspecteur verstrekt aan werkgevers een overzicht van de werknemers waarvoor de werkgever een verzoek heeft gedaan en de voorgenomen beoordeling en berekening, bedoeld in het eerste lid, met betrekking tot deze werknemers. De verstrekking van dit overzicht vindt plaats vóór 15 maart volgend op het kalenderjaar waarover de tegemoetkomingen zijn aangevraagd waarbij rekening gehouden wordt met verzoeken die uiterlijk op 31 januari van het jaar volgend op het kalenderjaar waarover de tegemoetkomingen zijn aangevraagd zijn ingediend. Art. 4.2 Beslissing
1Op alle door de werkgever in het kalenderjaar gedane verzoeken om een of meer tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 2.1 gezamenlijk beslist de inspecteur. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels gesteld worden met betrekking tot de gegevens die op de beschikking vermeld worden.2De beschikking van de inspecteur, bedoeld in het eerste lid, wordt gegeven overeenkomstig de beoordeling en berekening, bedoeld in artikel 4.1, eerste lid .3De beschikking van de inspecteur, bedoeld in het eerste lid, wordt gegeven vóór 1 augustus volgend op het kalenderjaar waarover de tegemoetkoming wordt aangevraagd. Art. 4.3 Herziening
1De inspecteur is bevoegd de op de voet van artikel 4.2 gegeven beschikking tot vaststelling van een tegemoetkoming te herzien ten nadele van de werkgever of gewezen werkgever indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat de beschikking is gegeven op grond van onjuiste of onvolledige gegevens. Een herziening is uitsluitend mogelijk indien de onjuistheid van de beschikking een gevolg is van een feit dat aan de werkgever of de gewezen werkgever kan worden toegerekend of de werkgever of de gewezen werkgever redelijkerwijs kenbaar had kunnen zijn. De inspecteur stelt de herziening bij beschikking vast. De bevoegdheid tot herziening vervalt door verloop van 5 jaren na het einde van het kalenderjaar waarop de beschikking tot vaststelling van een tegemoetkoming betrekking heeft.2Beschikkingen van de inspecteur op grond van dit artikel worden gegeven in overeenstemming met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Art. 4.4 Uitbetaling en terugvordering
Art. 4.5 Bezwaar en beroep
Art. 4.6 Informatiebepaling
1De rijksbelastingdienst en het college van burgemeester en wethouders zijn verplicht aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kosteloos de opgaven en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet.2Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is verplicht aan de rijksbelastingdienst kosteloos de opgaven en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet.3Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de rijksbelastingdienst zijn bevoegd de gegevens die zij op grond van artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen verwerken in de polisadministratie voor zover noodzakelijk tevens te verwerken voor de vaststelling van de tegemoetkomingen, bedoeld in artikel 2.1 . Art. 4.7 Bestuurlijke boete
1Indien de werkgever een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan met betrekking tot een werknemer die niet voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 2.2 , 2.6 , 2.10 of 2.14 , vormt dit een verzuim waarvoor de inspecteur hem een bestuurlijke boete van ten hoogste € 1.319 per verzoek kan opleggen.2Indien de werkgever in de loonaangifte onjuiste gegevens heeft opgenomen waarvan de juistheid voor de toepassing van deze wet van belang is, vormt dit een verzuim waarvoor de inspecteur hem een bestuurlijke boete van ten hoogste € 1.319 per gegeven per werknemer kan opleggen.3 Artikel 67cb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing op het in het eerste lid en tweede lid genoemde bedrag, met dien verstande dat de wijziging van het bedrag voor het eerst plaatsvindt per 1 januari 2020.4Wanneer de werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan met betrekking tot een werknemer die niet voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 2.2 , 2.6 , 2.10 of 2.14 , dit verzoek door middel van een correctiebericht intrekt na de in artikel 4.1, tweede lid , bedoelde datum volgend op het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft, maar voordat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur met de onjuistheid bekend is of bekend zal worden, is dit een omstandigheid die aanleiding geeft tot matiging van de boete.5De inspecteur stelt de bestuurlijke boete bij beschikking vast. De bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt door verloop van 5 jaren na het einde van het kalenderjaar waarop het verzoek, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft.6Op dit artikel zijn de artikelen 67pa en 67pb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing. Hst. V Wijziging van overige wetten
Art. 5.1 Wijzigingen in de
Art. 5.2 Samenloopbepaling
Hst. VI Overgangs- en slotbepalingen
Art. 6.1 Aanpassing hoogte
Teneinde zo veel mogelijk evenwicht te bereiken tussen de tegemoetkomingen, bedoeld in de artikelen 2.2 , 2.6 , 2.10 en 2.14 , en de hiervoor in de rijksbegroting opgenomen bedragen, kunnen bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met ingang van 1 januari van enig jaar de in de artikelen 2.5 , 2.9 , 2.13 en 2.17 opgenomen bedragen worden verlaagd dan wel verhoogd. Art. 6.2 Overgangsrecht
Een werkgever die:- a.voor een werknemer een verzoek doet als bedoeld in artikel 2.1 ;
- b.over het voor de werkgever van toepassing zijnde aangiftetijdvak direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 5.1 voor de werknemer, bedoeld in onderdeel a, een premiekorting op grond van de artikelen 47 , 49 , 122a , 122b of 122l van de Wet financiering sociale verzekeringen , zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel 5.1 heeft toegepast in de aangifte over dat tijdvak of uiterlijk op de in artikel 4.1, tweede lid , bedoelde datum van het jaar waarin artikel 5.1 in werking is getreden in een correctiebericht als bedoeld in artikel 28a van de Wet op de loonbelasting 1964 met betrekking tot die aangifte; en
- c.in de loonaangifte over het laatste aangiftetijdvak van het jaar voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel 5.1 de indicatie voor de premiekorting, bedoeld in onderdeel b, heeft aangegeven, dan wel uiterlijk op de in artikel 4.1, tweede lid , bedoelde datum van het jaar waarin artikel 5.1 in werking is getreden, de aangifte over dat aangiftetijdvak door middel van een correctiebericht als bedoeld in artikel 28a van de Wet op de loonbelasting 1964 heeft aangevuld met een indicatie voor de premiekorting, bedoeld in onderdeel b;
heeft met ingang van de datum van inwerkingtreding van artikel 5.1 aanspraak op het overeenkomstige loonkostenvoordeel op grond van deze wet, waarbij de reeds verstreken duur van de premiekorting, bedoeld in onderdeel b, wordt afgetrokken van de maximale duur van de toepassing van het loonkostenvoordeel. De aanspraak bestaat niet of niet langer indien artikel 2.2, tweede lid , artikel 2.6, derde lid , artikel 2.10, tweede lid , of artikel 2.14, tweede lid , van toepassing is. Art. 6.2a Overgangsrecht loonkostenvoordelen oudere werknemer en herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer
1De artikelen 2.1 tot en met 2.5 , 4.7 en 6.1 , zoals deze luidden op de dag voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen Ba en Bb, van de Wet van 18 april 2024, houdende wijzigingen van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het lage inkomensvoordeel te laten vervallen en in verband met enkele andere wijzigingen, zijn van toepassing op de verstrekking van een loonkostenvoordeel oudere werknemer dat wordt verstrekt voor een dienstbetrekking die is aangevangen voor 1 januari 2024.2 Artikel 2.5 zoals dat luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Bb, van de Wet van 18 april 2024, houdende wijzigingen van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het lage inkomensvoordeel te laten vervallen en in verband met enkele andere wijzigingen, is van toepassing op de hoogte van een loonkostenvoordeel oudere werknemer voor zover daar recht op bestaat gedurende het kalenderjaar voor die datum van inwerkingtreding.3De artikelen 2.1 tot en met 2.5 , 4.7 en 6.1 , zoals deze luidden op de dag voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen Aa, Ab, Ka en La, van de Wet van 18 april 2024, houdende wijzigingen van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het lage inkomensvoordeel te laten vervallen en in verband met enkele andere wijzigingen, zijn van toepassing op de hoogte en de verstrekking van een loonkostenvoordeel oudere werknemer voor zover daar recht op bestaat gedurende het kalenderjaar voor die datum van inwerkingtreding.4Op de verstrekking van een loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer, als bedoeld in artikel 2.14, eerste lid , blijven de artikelen 2.14, eerste lid, 2.15, eerste lid , en 2.16, eerste lid , van toepassing zoals deze luidden op de dag voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen C, D en E, van de Wet van 18 april 2024, houdende wijzigingen van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het lage inkomensvoordeel te laten vervallen en in verband met enkele andere wijzigingen, indien de werknemer waarvoor recht bestaat op dit loonkostenvoordeel voor die datum voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, onderdeel a. Art. 6.3 Evaluatiebepaling
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet of onderdelen daarvan, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de tegemoetkomingen, bedoeld in artikel 2.1 , in de praktijk. Art. 6.4 Inwerkingtreding
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 12 van de Wet raadgevend referendum . Art. 6.5 Citeertitel
1Deze wet wordt aangehaald als: Wet tegemoetkomingen loondomein.2De citeertitel kan worden afgekort tot: Wtl.