Uitvoeringsregeling Awir
Art. 1 Reikwijdte
Art. 2 Begripsbepalingen
a. huurtoeslag:een tegemoetkoming op grond van de Wet op de huurtoeslag ; b. kinderopvangtoeslag:een tegemoetkoming op grond van de Wet kinderopvang ; c. kindgebonden budget:een tegemoetkoming op grond van de Wet op het kindgebonden budget ; d. wet: Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen ; e. zorgtoeslag:een tegemoetkoming op grond van de Wet op de zorgtoeslag .
Art. 3 Gelijkstelling met basisregistratie personen
a. hij vanwege zijn functie of vanwege de functie van een van de tot zijn huishouden behorende personen niet kan of niet hoeft te worden ingeschreven in een naar aard en strekking met de basisregistratie personen overeenkomende registratie buiten Nederland; b. blijkt dat hij niet woont op het adres waarop hij is ingeschreven in de bevolkingsregistratie in zijn woonland; c. zijn woonland geen of geen naar aard en strekking met de basisregistratie personen overeenkomende registratie voert.
a. hij een vreemdeling is als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet ; b. hij of een tot zijn huishouden behorende persoon op grond van artikel 21, eerste lid, van het Besluit basisregistratie personen in verband met zijn bijzondere verblijfsrechtelijke status niet in aanmerking komt voor inschrijving, met dien verstande dat voor degenen die zijn opgenomen in de door het Ministerie van Buitenlandse Zaken gevoerde Protocollaire Basisadministratie, het in deze administratie opgenomen woonadres geldt; c. blijkt dat sprake is van een onjuiste inschrijving in de basisregistratie personen voor de periode tot aan de datum van adreswijziging, bedoeld in artikel 2.20, derde lid, van de Wet basisregistratie personen ; d. hij zich binnen 5 dagen na de aanvang van zijn verblijf op zijn woonadres heeft laten inschrijven in de basisregistratie personen.
Art. 4 Herleiding toetsingsinkomen
Art. 5 Melding wijziging omstandigheden
a. het ontstaan van partnerschap op grond van artikel 5a, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen of artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdelen b, c en d, van de wet ; b. het eindigen van partnerschap op grond van artikel 5a, vierde lid, aanhef en onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen ; c. een verhoging van een geschat toetsingsinkomen die leidt tot een verlaging van de tegemoetkoming over het berekeningsjaar met meer dan € 500; d. een verhoging van een geschat vermogen waardoor over het berekeningsjaar geen aanspraak op een tegemoetkoming bestaat.
a. een wijziging in de huurprijs; b. het aangaan van of het beëindigen van een huurcontract, waaronder begrepen een schriftelijke overeenkomst als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, onder 2°, van de wet ; c. een verandering van verhuurder.
a. een wijziging in het aantal uren kinderopvang van een kind van de belanghebbende of van zijn partner; b. een wijziging in het soort genoten kinderopvang door een kind van de belanghebbende of van zijn partner; c. een wijziging van het geregistreerde kindercentrum of geregistreerde gastouderbureau; d. een wijziging in de uurprijs.
Art. 5a Herziening in het voordeel van belanghebbende
a. vijf jaren zijn verstreken na de laatste dag van het berekeningsjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft en de belanghebbende niet binnen een jaar na de dagtekening van de beschikking tot toekenning om herziening heeft verzocht; b. de onjuistheid van de tegemoetkoming voortvloeit uit jurisprudentie die eerst is gewezen nadat die tegemoetkoming onherroepelijk vast is komen te staan, tenzij de Minister van Financiën, zonodig in overeenstemming met de Ministers die het aangaat, anders heeft bepaald; c. de onjuistheid van de tegemoetkoming voortvloeit uit beleidsregels van de Minister van Financiën of van de Ministers die het aangaat, die eerst zijn uitgevaardigd nadat die tegemoetkoming onherroepelijk vast is komen te staan, tenzij de Minister van Financiën, zonodig in overeenstemming met de Ministers die het aangaat, anders heeft bepaald; d. de onjuistheid van de tegemoetkoming voortvloeit uit de omstandigheid dat eerst nadat die tegemoetkoming onherroepelijk vast is komen te staan een beroep wordt gedaan op een faciliteit, waarop een beroep moet worden gedaan op een eerder wettelijk voorgeschreven moment; of e. sprake is van enig feit waardoor de tegemoetkoming op een te laag bedrag is vastgesteld en een andere tegemoetkoming, al dan niet van dezelfde belanghebbende, ter zake van datzelfde feit op een te hoog bedrag is vastgesteld en ter zake daarvan niet is of kan worden teruggevorderd, met dien verstande dat in dat geval wel in het voordeel van belanghebbende wordt herzien voor zover het te laag vastgestelde bedrag van de tegemoetkoming het te hoog vastgestelde bedrag van de andere tegemoetkoming dat niet is of kan worden teruggevorderd te boven gaat.
Art. 6 Gegevensverkeer bij betaling op andere bankrekening
a. van kinderopvangtoeslag op de bankrekening van een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 , die een of meerdere kindercentra of een of meerdere gastouderbureaus exploiteert, als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen ; b. van huurtoeslag op de bankrekening van een toegelaten instelling, als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet ; c. van zorgtoeslag op de bankrekening van een zorgverzekeraar, als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet ; voor zover de onderneming, instelling of zorgverzekeraar voor dit doel een convenant heeft afgesloten met de Dienst Toeslagen.
a. van een lid van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet voor zover de uitbetaling plaatsvindt in het kader van de uitvoering van een schuldregelingsovereenkomst in de zin van de Gedragscode Schuldregeling of een overeenkomst tot budgetbeheer in de zin van de Gedragscode Budgetbeheer; b. van een gemeente op grond van een schuldregelingsovereenkomst in de zin van de Gedragscode Schuldregeling of een overeenkomst tot budgetbeheer in de zin van de Gedragscode Budgetbeheer van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet of overeenkomsten met dezelfde strekking; c. van een derde die: 1°. een subsidiebeschikking heeft ontvangen van een gemeente dan wel een overeenkomst heeft met een Wlz-uitvoerder voor het leveren van zorg in natura ingevolge de Wet langdurige zorg ; en 2°. voldoet aan de norm NEN-ISO 9001;
voor zover de uitbetaling plaatsvindt in het kader van de uitvoering van een schuldregelingsovereenkomst in de zin van de Gedragscode Schuldregeling of een overeenkomst tot budgetbeheer in de zin van de Gedragscode Budgetbeheer of overeenkomsten met dezelfde strekking; d. van een curator in een faillissement; e. van een bewindvoerder in een schuldsaneringsregeling natuurlijke personen; f. van een derde, die meerderjarig en handelingsbekwaam is, indien een belanghebbende niet beschikt over een bankrekening die op zijn naam staat, naar het oordeel van de Dienst Toeslagen niet in staat is een bankrekening op zijn naam te openen door zijn lichamelijke of geestelijke toestand, en de belanghebbende hierom verzoekt.
Art. 7 Uitstel van betaling in verband met betalingsproblemen
Art. 8 Uitstel van betaling in verband met bezwaar of herzieningsverzoek
Art. 9 Voortdurende vermogenstoetsuitzonderingen
a. bezittingen die zijn opgekomen: 1°. van de zijde van een pleegkind; 2°. van de zijde van een kind en waarover zowel de belanghebbende, diens partner, een eventuele medebewoner, alsook het kind niet kan beschikken;
b. een bedrag ter grootte van de navolgende eenmalige uitkeringen die in het berekeningsjaar of in enig eerder jaar zijn ontvangen: 1°. immateriële schadevergoedingen die zijn toegekend voor 1 januari 2024; 2°. schadevergoedingen die door de overheid, het Nederlandse Rode Kruis, of fabrikanten van farmaceutische producten zijn betaald aan hemofiliepatiënten die met het aids-virus zijn besmet; 3°. vergoedingen ingevolge de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers zoals deze luidde op 31 maart 2014 of de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers 2014 ; 4°. uitkeringen van de Stichting Maror-gelden Overheid, opgericht op 1 december 2000, gevestigd te Amsterdam; 5°. uitkeringen van de Stichting Het Gebaar, opgericht op 19 november 2001, gevestigd te ’s-Gravenhage; 6°. uitkeringen van de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma, opgericht op 3 november 2000, gevestigd te Tilburg; 7°. uitkeringen van de Stichting Joods Humanitair Fonds, opgericht op 31 januari 2002, gevestigd te ’s-Gravenhage; 8°. uitkeringen van de Stichting Individuele Maror Gelden, opgericht op 1 december 2000, gevestigd te Amsterdam; 9°. uitkeringen van de Stichting Individuele Verzekeringsaanspraken Sjoa, opgericht op 22 november 1999, gevestigd te ’s-Gravenhage; 10°. uitkeringen van de Stichting Individuele Bankaanspraken Sjoa, opgericht op 11 maart 2002, gevestigd te ’s-Gravenhage; 11°. uitkeringen van de Stichting Individuele Effectenaanspraken Sjoa, opgericht op 22 november 1999, gevestigd te ’s-Gravenhage; 12°. uitkeringen uit het DES-Fonds die zijn verstrekt aan slachtoffers van het gebruik van DES-preparaten; 13°. tegemoetkomingen op grond van de Regeling tegemoetkoming financiële gevolgen in verband met functionele invaliditeit nieuwjaarsbrand Volendam (Stcrt. 2003, 42) en bijdragen op grond van de Regeling tegemoetkoming in kosten nieuwjaarsbrand Volendam II (Stcrt. 2004, 188), uitgekeerd aan de getroffenen zelf; 14°. vergoedingen op grond van de compensatieregeling van de Rooms-Katholieke Kerk Nederland voor slachtoffers van seksueel misbruik; 15°. bijzondere uitkeringen van het Ministerie van Defensie op grond van artikel 21a van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen of op grond van artikel 21a van het Besluit bijzondere militaire pensioenen ; 16°. uitkeringen op grond van de Tijdelijke regeling uitkeringen seksueel misbruik minderjarigen in instellingen en pleeggezinnen of op grond van de civiele regeling die de Staat voor deze groep van slachtoffers heeft opgesteld; 17°. uitkeringen van een voorschot op een persoonsgebonden budget als bedoeld in paragraaf 2.6 van de Regeling subsidies AWBZ , die betrekking hebben op een in het kalenderjaar 2012 of in het kalenderjaar 2013 gelegen subsidieperiode voor zover deze zijn gedaan vóór 1 januari van het betreffende kalenderjaar; 18°. uitkeringen op grond van de Uitkeringsregeling Backpay .
Art. 9bis Tijdelijke vermogenstoetsuitzondering financiële ondersteuning zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten
Art. 9ter en
TSB-regeling TNS-regeling 1 Op verzoek van de belanghebbende blijft artikel 7, derde en vierde lid, van de wet , artikel 3a, eerste lid, van de Wet op de zorgtoeslag of artikel 1, vierde lid, van de Wet op het kindgebonden budget buiten toepassing indien wel aanspraak op huurtoeslag, zorgtoeslag, onderscheidenlijk kindgebonden budget, zou bestaan indien ten aanzien van de belanghebbende, zijn partner of een medebewoner de rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 , zou worden verminderd met de waarde van een bezitting als bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 die is verkregen als gevolg van een op grond van de Regeling tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten of de Regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom en asbestose verkregen tegemoetkoming. 2 Een verzoek als bedoeld in het eerste lid kan uitsluitend betrekking hebben op de aanspraak op huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget over de eerste tien berekeningsjaren volgend op het kalenderjaar waarin de bezitting werd verkregen. 3 Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt geacht mede te zijn gedaan voor de op het berekeningsjaar waarop het verzoek betrekking heeft volgende berekeningsjaren waarop het verzoek ingevolge het tweede lid betrekking kan hebben.
Art. 9quater Tijdelijke vermogenstoetsuitzondering regelingen inzake de hersteloperatie toeslagen
a. het verlagen of op nihil vaststellen van een terug te vorderen bedrag kinderopvangtoeslag in bijzondere omstandigheden vanwege de onevenredigheid van de nadelige gevolgen van een voor 23 oktober 2019 genomen beschikking tot vaststelling of tot terugvordering kinderopvangtoeslag in verhouding tot de met die beschikking te dienen doelen; b. een herziening van een op 23 oktober 2019 onherroepelijk vaststaande beschikking tot terugvordering kinderopvangtoeslag, in bijzondere omstandigheden vanwege de onevenredigheid van de nadelige gevolgen van deze beschikking in verhouding tot de met de beschikking te dienen doelen, indien die beschikking tot terugvordering betrekking heeft op een berekeningsjaar waarover ten minste € 1.500 aan kinderopvangtoeslag is teruggevorderd; c. een herziening van een op 23 oktober 2019 onherroepelijk vaststaande beschikking tot toekenning kinderopvangtoeslag waarbij het recht op kinderopvangtoeslag wordt vastgesteld naar rato van het bedrag van de kosten van kinderopvang waarvan aannemelijk is dat het tijdig is betaald, indien de naar rato vaststelling betrekking heeft op een berekeningsjaar waarover het recht op kinderopvangtoeslag met ten minste € 1.500 is verlaagd; d. een toegekende hardheidstegemoetkoming als bedoeld in artikel 49, eerste lid, van de wet, zoals dat luidde op 25 januari 2021; e. een toegekende bijzondere tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.9 van de Wet hersteloperatie toeslagen ; f. een toegekende compensatie of aanvullende compensatie als bedoeld in de artikelen 2.1, eerste of derde lid , of 2.14h, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen ; g. een toegekende O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen ; h. een toegekende aanvullende tegemoetkoming voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.6, derde lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen ; i. een toegekende eenmalige tegemoetkoming als bedoeld in artikel 49g, eerste lid, van de wet , zoals dat luidde op 25 januari 2021; j. een toegekende noodvoorziening als bedoeld in de artikelen 2.8, eerste lid , 2.14i of 2.18, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen ; k. een toegekend forfaitair bedrag als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen , voor zover dat bedrag niet is toegekend aan de partner of voormalige partner van de belanghebbende; l. een compensatie naar aanleiding van hardheid als bedoeld in artikel 2.5 van de Wet hersteloperatie toeslagen ; m. een toegekend bedrag als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen ; n. een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 van de Wet hersteloperatie toeslagen ; o. een tegemoetkoming op grond van afdeling 2.5 van de Wet hersteloperatie toeslagen ; p. een toegekende tegemoetkoming als bedoeld in de artikelen 2.14c, eerste lid , 2.14d , en 2.14e, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen .
a. die is verkregen als gevolg van de feitelijke toebedeling aan de belanghebbende van een aan de voormalige partner van de belanghebbende toegekend bedrag als bedoeld in artikel 2.7, eerste of tweede lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen of compensatie als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, van die wet ; of b. die is opgekomen van de zijde van een kind als gevolg van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 van de Wet hersteloperatie toeslagen .
Art. 9quinquies Tijdelijke vermogenstoetsuitzondering bijdrage Stichting Zorg na Werk in Coronazorg
Art. 9sexies Tijdelijke vermogenstoetsuitzondering compensatieregeling Dutchbat III en nabestaanden Srebrenica
a. een eenmalige uitkering als bedoeld in de Tijdelijke Regeling eenmalige uitkering Dutchbat-III-veteranen ; b. een schadevergoeding die is toegekend door de Commissie Uitvoering civielrechtelijke regeling Srebrenica, bedoeld in het Instellingsbesluit Commissie Uitvoering civielrechtelijke regeling Srebrenica .
Art. 9septies Tijdelijke vermogenstoetsuitzondering compensatieregeling transgender en intersekse personen
Art. 9octies Tijdelijke vermogenstoetsuitzondering schadevergoeding overlevenden en nabestaanden van het schietincident in Alphen aan den Rijn
Art. 9novies Tijdelijke vermogenstoetsuitzondering immateriële schadevergoeding toegekend vanaf 1 januari 2024
Art. 9decies Tijdelijke vermogenstoetsuitzondering eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst
Art. 9undecies Tijdelijke vermogenstoetsuitzondering compensatie wegens selectie aan de poort
Art. 9a Termijnverlenging in het kader van de toepassing van Verordening (EG) nr. 987/2009 (PbEU 2009, L 284)
a. wordt de belanghebbende geacht tijdig een aanvraag te hebben gedaan als bedoeld in artikel 15 van de wet ; b. worden de in artikel 19 van de wet genoemde beslissingstermijnen voor toekenning van de tegemoetkoming verlengd met de tijd gedurende welke een orgaan in een andere lidstaat aangewezen is geweest als voorlopig bevoegd orgaan; c. worden de in de artikelen 21, tweede lid , en 27, tweede lid, van de wet genoemde termijnen en de in artikel 5a, eerste lid, onderdeel a , genoemde termijn verlengd met de tijd gedurende welk een orgaan in een andere lidstaat aangewezen is geweest als voorlopig bevoegd orgaan.
Art. 9b Hardheidsregeling kinderopvangtoeslag
Art. 9c Ondersteuning belanghebbenden
a. het ter beschikking stellen van middelen voor het verwezenlijken van rechten en nakomen van verplichtingen, bedoeld in de eerste zin, en b. het ondersteunen, onder meer met de middelen, bedoeld in onderdeel a, van partijen die hulp bieden bij het verwezenlijken van rechten en nakomen van verplichtingen, bedoeld in de eerste zin, voor zover die partijen geen vergoeding vragen voor het bieden van die hulp.
Art. 10 Inwerkingtreding
Art. 11 Citeertitel