Direct naar content gaan
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001
Hst. 1 )
Art. 1 Reikwijdte en definitie
1Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 1.5 , 1.7 , 2.2 , 2.14a , 3.10 , 3.13 , 3.16 , 3.17 , 3.20 , 3.55 , 3.56 , 3.57 , 3.63 , 3.83 , 3.87 , 3.104 , 3.119aa , 3.119c , 3.119e , 3.119g , 3.133 , 3.138 , 3.152 , 4.14 , 4.17a , 4.17b , 4.17c , 4.41 , 4.51 , 5.14 , 6.17 , 6.18 , 6.26 , 6.38 , 6.39 , 7.2 , 9.2 , 9.4 , 9.5a , 9.6 , 10bis.1 , 10bis.5 en 10a.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de artikelen 14 en 14a van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 .2Deze regeling verstaat onder:
  • a.wet: Wet inkomstenbelasting 2001 ;
  • b.inhoudingsplichtige: de inhoudingsplichtige als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 ;
  • c.openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, tram, metro, veerpont of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig.
Art. 2 In belangrijke mate onderhouden van kinderen
Een kind wordt in belangrijke mate op kosten van de ouder onderhouden indien de op de ouder drukkende bijdrage in de kosten van het onderhoud van het kind ten minste € 529 per kwartaal beloopt. De ouder wordt geacht een kind in belangrijke mate op zijn kosten te onderhouden indien hij voor het kind recht heeft op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet of op een tegemoetkoming volgens een naar aard en strekking met de Algemene Kinderbijslagwet overeenkomende buitenlandse regeling.
Art. 2a Ingegane lijfrenten waarvan de termijnen niet in geldeenheden, maar in units zijn vastgesteld
1Een aanspraak op periodieke uitkeringen waarvan de uitkeringen zijn ingegaan en waarvan de hoogte van de uitkeringen niet voor de gehele uitkeringsperiode in geldeenheden is vastgesteld, wordt op grond van artikel 1.7, derde lid, van de wet gelijkgesteld met een aanspraak op vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen indien wordt voldaan aan de hierna opgenomen regels.2Met betrekking tot de uitkeringen en de administratieve vormgeving daarvan gelden de volgende regels:
  • a.de termijnen van een oudedagslijfrente of een tijdelijke oudedagslijfrente als bedoeld in artikel 3.125, eerste lid, onderdeel a, respectievelijk onderdeel c, van de wet worden op de ingangsdatum uitgedrukt in een vast aantal beleggingseenheden (units) per jaar;
  • b.indien bij een of meer van de onder a genoemde lijfrenten een nabestaandenlijfrente als bedoeld in artikel 3.125, onderdeel b, van de wet is meeverzekerd, dient deze op de ingangsdatum van de lijfrente waarbij deze is meeverzekerd te worden uitgedrukt in een vast aantal beleggingseenheden per jaar; in plaats daarvan kan op die ingangsdatum voor de nabestaandenlijfrente een kapitaal worden bepaald dat dient als rekengrootheid voor de vaststelling van de hoogte van de termijnen van de nabestaandenlijfrente in beleggingseenheden of euro’s; indien de nabestaandenlijfrente niet een lijfrente in beleggingseenheden of een gerichte lijfrente is, maar is verzekerd als een recht op uitkeringen in euro’s, wordt de nabestaandenlijfrente geadministreerd als een zelfstandig recht ten opzichte van de in onderdeel a genoemde lijfrenten;
  • c.de hoogte van de uiteindelijk in euro’s uit te keren termijnen van lijfrente dient uitsluitend te worden beïnvloed door het verschil tussen het feitelijk behaalde beleggingsrendement en de rekenrente die ten tijde van het ingaan van de lijfrente als rekenrendement is gehanteerd. Daartoe wordt de contante waarde van de termijnen in beleggingseenheden actuarieel bijgehouden overeenkomstig de wijze waarop dat geschiedt voor termijnen van lijfrenten in euro’s.
3Met betrekking tot de tariefgrondslagen voor het berekenen van de uitkeringen gelden de volgende regels:
  • a.de verzekeraar van de lijfrente gaat op de ingangsdatum van de lijfrente uit van sterftegrondslagen die passen bij de sterfterisico’s van de verzekerde rechten;
  • b.de verzekeraar van de lijfrente gaat ter berekening van het op jaarbasis uit te keren vaste aantal beleggingseenheden uit van ten hoogste het netto rekenrendement dat hij op de ingangsdatum hanteert voor soortgelijke lijfrenten in euro’s of van het op de ingangsdatum van de lijfrente geldende u-rendement zoals dat periodiek wordt gepubliceerd door het Centrum voor Verzekeringstatistiek van het Verbond van Verzekeraars; gedurende de looptijd vindt geen herberekening plaats van het aantal jaarlijks uit te keren beleggingseenheden;
  • c.in de hoogte van de termijnen van lijfrente in beleggingseenheden wordt geen inflatie-element verdisconteerd.
4Jaarlijks verwerkt de verzekeraar, overeenkomstig de bij lijfrenteverzekeringen met uitkeringen in euro’s te hanteren handelwijze, de actuariële gevolgen van de op de ingangsdatum veronderstelde tariefgrondslagen in de administratie van de contante waarde van de uitkeringen in beleggingseenheden en in de administratie van de beleggingswaarde zelf.5Met betrekking tot de peildatum en de periode van vaststellen van de uitkeringen in euro’s gelden de volgende regels:
  • a.bij de berekening van de per vervallen termijn verschuldigde uitkering in euro’s kan worden uitgegaan van de waarde van de beleggingseenheid op een vaste peildatum in de kalendermaand van betaling of in de daaraan voorafgaande kalendermaand;
  • b.gedurende een periode van ten hoogste 12 maanden (herrekenperiode) kunnen de in de herrekenperiode uit te keren termijnen bij aanvang daarvan in euro’s worden vastgesteld; de hoogte van de uitkeringen in euro’s dient daarbij te worden bepaald op basis van de werkelijke waarde van de beleggingseenheid per een vaste peildatum gelegen in de kalendermaand waarin de herrekenperiode ingaat of in een van de twee daaraan voorafgaande kalendermaanden; slechts eenmalig kan worden gekozen voor een datum van ingang van de herrekenperiode.
6Met betrekking tot meeverzekerde nabestaandenlijfrenten en tot de wijze van rekening houden met het overlijden van verzekerden gelden de volgende regels:
  • a.in de in het tweede lid, onderdeel b, genoemde gevallen waarin een of meer nabestaandenlijfrenten zijn meeverzekerd, dient bij de vaststelling van de hoogte van de termijnen van de lijfrenten als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, voor iedere meeverzekerde nabestaandenlijfrente op actuarieel verantwoorde wijze rekening te worden gehouden met het feit dat die nabestaandenlijfrente is meeverzekerd;
  • b.indien een meeverzekerde nabestaandenlijfrente op de ingangsdatum van een van de in het tweede lid, onderdeel a, genoemde lijfrenten is uitgedrukt in een jaarlijks vast aantal beleggingseenheden, wordt bij overlijden van een verzekerde zowel de contante waarde van de beleggingseenheden als de totale beleggingswaarde herrekend. Het overlijden dient daarbij geen invloed te hebben op de waarde per beleggingseenheid. Een vrijval van de beleggingswaarde bij overlijden komt, overeenkomstig de bij uitkeringen in euro’s te hanteren handelwijze, ten goede aan de verzekeraar in verband met het door deze gelopen langlevenrisico.
Art. 2b Ingegane lijfrenterekeningtermijnen of lijfrentebeleggingsrechttermijnen waarvan de omvang niet in geldeenheden, maar in units is vastgesteld
1Een aanspraak op termijnen als bedoeld in artikel 3.126a, vierde en zesde lid, van de wet waarvan de termijnen zijn ingegaan en waarvan de hoogte van de termijnen niet voor de gehele uitkeringsperiode in geldeenheden is vastgesteld, wordt op grond van artikel 3.126a, zevende lid, in verbinding met artikel 1.7, derde lid, van de wet gelijkgesteld met een aanspraak op vaste en gelijkmatige termijnen indien wordt voldaan aan de hierna opgenomen regels.2Met betrekking tot de termijnen en de administratieve vormgeving daarvan gelden de volgende regels:
  • a.de termijnen worden op de ingangsdatum uitgedrukt in een vast aantal beleggingseenheden (units) per jaar;
  • b.de hoogte van de uiteindelijk in euro’s uit te keren termijnen dient uitsluitend te worden beïnvloed door het verschil tussen het feitelijk behaalde beleggingsrendement en de rekenrente die ten tijde van het ingaan van de termijnen als rekenrendement is gehanteerd.
3Met betrekking tot de grondslagen voor het berekenen van de termijnen gelden de volgende regels:
  • a.de bank, beleggingsonderneming of beheerder, bedoeld in artikel 3.126a, eerste lid, van de wet , gaat ter berekening van het op jaarbasis uit te keren vaste aantal beleggingseenheden uit van ten hoogste het netto rekenrendement dat hij op de ingangsdatum hanteert voor soortgelijke termijnen in euro’s of van het op de ingangsdatum van de termijnen geldende u-rendement zoals dat periodiek wordt gepubliceerd door het Centrum voor Verzekeringstatistiek van het Verbond van Verzekeraars; gedurende de looptijd vindt geen herberekening plaats van het aantal jaarlijks uit te keren beleggingseenheden;
  • b.in de hoogte van de termijnen in beleggingseenheden wordt geen inflatie-element verdisconteerd.
4Met betrekking tot de peildatum en de periode van vaststellen van de termijnen in euro’s gelden de volgende regels:
  • a.bij de berekening van de verschuldigde termijn in euro’s kan worden uitgegaan van de waarde van de beleggingseenheid op een vaste peildatum in de kalendermaand van betaling of in de daaraan voorafgaande kalendermaand;
  • b.gedurende een periode van ten hoogste 12 maanden (herrekenperiode) kunnen de in de herrekenperiode uit te keren termijnen bij aanvang daarvan in euro’s worden vastgesteld; de hoogte van de termijnen in euro’s dient daarbij te worden bepaald op basis van de werkelijke waarde van de beleggingseenheid per een vaste peildatum gelegen in de kalendermaand waarin de herrekenperiode ingaat of in een van de twee daaraan voorafgaande kalendermaanden; slechts eenmalig kan worden gekozen voor een datum van ingang van de herrekenperiode.
Art. 3 Woonplaatsfictie; aanwijzing mogendheid
Voor de toepassing van artikel 2.2, eerste lid, van de wet , worden, voorzover het niet gaat om lidstaten van de Europese Unie, als de in die bepaling bedoelde mogendheden aangewezen alle mogendheden waarmee Nederland een regeling ter voorkoming van dubbele belasting is overeengekomen, waarvan de bepalingen van toepassing zijn.
Art. 4 Tijdsevenredige vermindering heffingskorting
Bij de tijdsevenredige vermindering, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de wet , van de heffingskorting voor de inkomstenbelasting wordt:
  • a.een kalenderjaar op 360 dagen gesteld;
  • b.een kalendermaand op 30 dagen gesteld;
  • c.de dag waarop het tijdvak aanvangt als een gehele dag in aanmerking genomen;
  • d.de dag waarop het tijdvak eindigt niet in aanmerking genomen.
Art. 4a Toerekening afgezonderd particulier vermogen
1Degene die als begunstigde een juridisch afdwingbaar recht heeft ten laste van een afgezonderd particulier vermogen, wordt in zoverre in de belastingheffing betrokken.2Indien aan twee of meer personen de bezittingen en schulden alsmede de opbrengsten en uitgaven van een afgezonderd particulier vermogen worden toegerekend, wordt bij deze toerekening aangesloten bij de waarde van hetgeen ten tijde van de afzondering door ieder van de bedoelde personen of hun rechtsvoorgangers is afgezonderd in de zin van artikel 2.14a, derde lid, van de wet . Met uitkeringen uit het vermogen van het afgezonderd particulier vermogen wordt op overeenkomstige wijze rekening gehouden.3Ingeval bij een afzondering van vermogen in een afgezonderd particulier vermogen niet bekend is welk vermogen door iemand is afgezonderd, vindt toerekening van dit vermogen plaats naar rato van het aantal personen dat vermogen daarin heeft afgezonderd.4Onder het onder in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijke voorwaarden rechtens dan wel in feite, direct of indirect, afzonderen van vermogensbestanddelen in een afgezonderd particulier vermogen, bedoeld in artikel 2.14a, derde lid, onderdeel a, van de wet , wordt mede verstaan:
  • a.het vervreemden van vermogensbestanddelen aan een afgezonderd particulier vermogen tegen een prijs die afwijkt van de waarde in het economische verkeer;
  • b.het bedingen van voorwaarden bij het vervreemden van vermogensbestanddelen aan een afgezonderd particulier vermogen die niet overeenkomen met voorwaarden die in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk zijn;
  • c.het inbrengen van vermogensbestanddelen in een afgezonderd particulier vermogen waarbij de inbreng en daarmee samenhangende rechtshandelingen gericht zijn op of direct of indirect verband houden met het ontgaan of uitstellen van de toerekening, bedoeld in artikel 2.14a, eerste lid, van de wet .
5Bezittingen en schulden van een afgezonderd particulier vermogen worden in aanmerking genomen naar de waarde in het economisch verkeer die zou gelden als deze bezittingen en schulden deel zouden uitmaken van het vermogen van degene aan wie de bezittingen en schulden van het afgezonderd particulier vermogen worden toegerekend.6De erfgenaam die gebruik wil maken van de tegenbewijsregeling, bedoeld in artikel 2.14a, zesde lid, van de wet , dient ten minste de volgende gegevens aan de inspecteur over te leggen:
  • a.een beschrijving van het soort afgezonderd particulier vermogen en land van vestiging;
  • b.de oprichtingsakte van het afgezonderd particulier vermogen inclusief bijlagen (zoals instructies, reglementen, letter of wishes, statuten);
  • c.de meest actuele jaarstukken van het afgezonderd particulier vermogen over minimaal drie jaren;
  • d.naam- en adresgegevens van de inbrenger van het vermogen en van de overige erfgenamen;
  • e.alle overige stukken waaruit blijkt dat de bedoelde erfgenaam geen begunstigde is van het afgezonderd particulier vermogen en dit in de toekomst ook nooit kan worden.
Art. 5 Belastbare winst uit onderneming; verliezen uit de aanloopfase van een onderneming
Bij het bepalen van de winst van het eerste kalenderjaar als ondernemer komt mede in aftrek het totale bedrag van de kosten en lasten die zijn gemaakt in de vijf daaraan voorafgaande kalenderjaren en die verband houden met het starten van de onderneming, voorzover:
  • a.er in die periode geen opbrengsten tegenover hebben gestaan en
  • b.zij niet ten laste van het belastbaar inkomen uit werk en woning kunnen of konden worden gebracht.
Art. 6 Belastbare winst uit onderneming; overige vrijstellingen; gedeeltelijke vrijstelling van bos en natuur
1Als regelingen ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur of overeenkomsten die op die regelingen vooruitlopen als bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, onderdeel g, van de wet worden aangewezen:
  • a.de Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer zoals die luidde tot 1 januari 2000;
  • b.de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 zoals die luidde tot 1 januari 2007;
  • c.de Subsidieregeling natuurbeheer van de onderscheiden provincies;
  • d.de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer van de onderscheiden provincies, voor zover betrekking hebbende op de subsidie natuurbeheer, bedoeld in artikel 3.1 van die verordening, en de subsidie landschapsbeheer, bedoeld in artikel 5.1.1.1 van die verordening;
  • e.de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap van de onderscheiden provincies, voor zover betrekking hebbende op de investeringssubsidie, bedoeld in artikel 8, eerste, derde en vierde lid, van die regeling, en de subsidie functieverandering, bedoeld in artikel 15 van die regeling;
  • f.de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer 2016 van de onderscheiden provincies, voor zover betrekking hebbende op de subsidie natuur- en landschapsbeheer, bedoeld in artikel 2.2 van die regeling;
  • g.de overeenkomsten met het Bureau Beheer Landbouwgronden:
    • 1°.met het door de Dienst Landelijk Gebied toegekende nummer: 005/9001 van 29 mei 1996;
    • 2°.met het door de Dienst Landelijk Gebied toegekende nummer: 008/9001 van 30 mei 1996;
    • 3°.met het door de Dienst Landelijk Gebied toegekende nummer: 004/9001 van 27 oktober 1997;
    • 4°.met het door de Dienst Landelijk Gebied toegekende nummer: 003/9001 van 15 december 1997;
  • h.de beschikkingen van de Minister van Economische Zaken van 18 april 1998 met de beschikkingnummers kaderwet/pnb/01, kaderwet/pnb/02 en kaderwet/pnb/03.
2Van de voordelen die worden genoten op grond van de in het eerste lid, onderdelen a, g en h, bedoelde regelingen en overeenkomsten behoort 90% niet tot de winst. Van de voordelen die worden genoten op grond van de in het eerste lid, onderdelen b tot en met f, bedoelde regelingen en overeenkomsten behoort 100% niet tot de winst.
Art. 6a Belastbare winst uit ondernemingen; overige vrijstellingen; vrijstelling voor projecten gericht op hinderbeperking tijdens grootschalige wegwerkzaamheden
De voorwaarden, bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van de wet , zijn dat:
  • a.deelnemers ten hoogste één periode van ten hoogste twaalf maanden kunnen deelnemen aan het project;
  • b.de beloningen die een deelnemer kan krijgen uit het project een gezamenlijke waarde hebben van ten hoogste € 200 per maand en € 1.200 per deelnameperiode.
Art. 7 Belastbare winst uit onderneming; van aftrek uitgesloten kosten ten behoeve van de belastingplichtige; werkkleding
Voor de toepassing van artikel 3.16, tweede lid, onderdeel c, van de wet wordt kleding die niet uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is om bij het behalen van de winst te dragen, slechts als werkkleding aangemerkt indien zij is voorzien van een of meer duidelijk zichtbare, aan de onderneming gebonden beeldmerken met een oppervlakte van tezamen ten minste 70 cm2.
Art. 8 Belastbare winst uit onderneming; in aftrek beperkte kosten ten behoeve van de belastingplichtige; verhuizing in kader van onderneming
1Voor de toepassing van artikel 3.17, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de wet verhuist de ondernemer in ieder geval in het kader van de onderneming ingeval hij binnen twee jaar na de verplaatsing van de onderneming door verhuizing de afstand tussen zijn woning en de vestigingsplaats van de onderneming met ten minste 60% verkleint terwijl tot die verhuizing de afstand tussen zijn woning en de vestigingsplaats van de onderneming ten minste 25 kilometer bedroeg.2Onder afstand als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan de afstand gemeten langs de meest gebruikelijke weg.
Art. 9 Belastbare winst uit onderneming; bijtelling privégebruik auto
De rittenregistratie, bedoeld in artikel 3.20 van de wet , bevat ten minste de volgende gegevens:
  • a.merk, type en kenteken van de auto;
  • b.periode van terbeschikkingstelling van de auto;
  • c.per rit:1°. datum;2°. beginstand en eindstand van de kilometerteller;3°. beginadres en eindadres;4°. de gereden route indien deze afwijkt van de meest gebruikelijke;5°. het karakter van de rit.
Art. 9a Constatering van het niet afgenomen zijn van de netto-tonnage van bepaalde schepen
Met betrekking tot het kalenderjaar 2025 wordt voor de toepassing van artikel 3.22, zesde lid, onderdeel c, van de wet in samenhang met artikel 3.22, tiende lid, van de wet vastgesteld dat op landelijk niveau de netto-tonnage van kwalificerende schepen die de vlag voeren van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte als percentage van de netto-tonnage van kwalificerende schepen in de periode 2021 tot en met 2023 ten opzichte van de periode 2020 tot en met 2022 niet is afgenomen.
Art. 10 Belastbare winst uit onderneming; loon- en prijswijzigingen na afloop jaar en betaling
Vervallen
Art. 11 Aangewezen staten bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte
Voor de toepassing van de artikelen 3.55, tweede en vijfde lid , 3.56, tweede lid , 3.57, tweede lid , en 4.41, tweede en derde lid, van de wet en de artikelen 14, derde lid , en 14a, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 worden van de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte aangewezen: IJsland, Noorwegen en Liechtenstein.
Art. 12 Belastbare winst uit onderneming; scholingsaftrek; bijdragen aan een scholingsfonds
Vervallen
Art. 13 Belastbare winst uit onderneming; delegatiebepaling scholingsaftrek; door ondernemer zelf verzorgde scholing
Vervallen
Art. 13a Belastbare winst uit onderneming; verkorting driejaarstermijn bij doorschuiving naar ondernemers of werknemers
1Aan de in artikel 3.63, vierde lid en vijfde lid, van de wet bedoelde termijn van 36 maanden wordt geacht te zijn voldaan indien zich na het aangaan van het samenwerkingsverband respectievelijk de dienstbetrekking een omstandigheid voordoet als bedoeld in het tweede lid.2Het eerste lid is van toepassing indien de belastingplichtige:
  • a.door ziekte of gebreken gedurende ten minste één jaar niet in staat is, of vermoedelijk niet in staat zal zijn, om ten minste 55% te verdienen van wat lichamelijk en geestelijk gezonde personen die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen;
  • b.in staat van faillissement wordt verklaard;
  • c.surséance van betaling heeft aangevraagd;
  • d.onder curatele wordt gesteld;
  • e.vóór het aangaan van het samenwerkingsverband respectievelijk de dienstbetrekking met degene die de onderneming gaat voortzetten nog wel, maar vanaf enig moment daarna niet meer kan kiezen voor kwalificatie als partner van de voortzetter, of
  • f.overlijdt en de onderneming spoedig daarna aan de in artikel 3.63, vierde lid respectievelijk vijfde lid, van de wet , bedoelde voortzetter wordt overgedragen.
Art. 14 Belastbaar loon; pensioen in grensoverschrijdende situaties
(GERESERVEERD)
Art. 15 Belastbaar loon; fietsaftrek
Vervallen
Art. 16 Belastbaar loon; reisaftrek
1De openbaar-vervoerverklaring, bedoeld in artikel 3.87, negende lid van de wet , is gedagtekend en bevat ten minste de volgende gegevens:
  • a.naam en adres van de belastingplichtige;
  • b.de route waarvoor de plaatsbewijzen geldig zijn;
  • c.het tijdvak van geldigheid van de plaatsbewijzen.
2De verklaring, bedoeld in artikel 3.87, negende lid, van de wet (de reisverklaring) bevat ten minste de volgende gegevens:
  • a.naam en adres van de inhoudingsplichtige;
  • b.naam en adres van de belastingplichtige;
  • c.een door de inhoudingsplichtige ondertekende verklaring, die vermeldt het aantal dagen per week dat de belastingplichtige met het openbaar vervoer naar de plaats of plaatsen van werkzaamheden heeft gereisd.
Art. 17 Belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen; vrijstellingen publiekrechtelijke uitkeringen
1Als uitkeringen welke niet tot de inkomsten in de vorm van bepaalde periodieke uitkeringen en verstrekkingen behoren, bedoeld in artikel 3.104, onderdeel h, van de wet worden aangewezen:2Als uitkeringen tot bestrijding van onderhoudskosten van thuiswonende gehandicapte kinderen, bedoeld in artikel 3.104, onderdeel i, van de wet , worden aangewezen: uitkeringen ingevolge de Regeling tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen , zoals deze luidde op 31 december 2014.3Als voorzieningen voor militaire oorlogs- of dienstslachtoffers die verband houden met invaliditeit als bedoeld in artikel 3.104, onderdeel o, van de wet worden aangewezen: voorzieningen in de zin van de Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers .4Als publiekrechtelijke uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 3.104, onderdeel p, van de wet worden aangewezen:
Art. 17bis Verdeling spaarrekening eigen woning en beleggingsrecht eigen woning bij meer dan één gerechtigde
Vervallen
Art. 17a Aanvullende bepalingen met betrekking tot de eigenwoningreserve
Indien in de overeenkomst ter zake van de verwerving van een eigen woning, ten behoeve van de uitvoering van het woonbeleid van de rijksoverheid of een gemeente, een clausule is opgenomen op grond waarvan bij niet-nakoming van die clausule een bedrag verschuldigd is, kan bij de vervreemding van die woning het bedrag dat ter zake van het niet nakomen van de clausule is betaald in mindering worden gebracht op het vervreemdingssaldo eigen woning, bedoeld in artikel 3.119aa, eerste lid, van de wet .
Art. 17aa Nadere regeling aflossingsmoment eigenwoningschuld
1Indien de over een kalendermaand verschuldigde aflossing van een tot de eigenwoningschuld behorende schuld in de eerste vijf werkdagen van de daaropvolgende kalendermaand wordt gedaan, wordt voor de toepassing van de artikelen 3.119c en 3.119e van de wet het bedrag van deze schuld op de laatste dag van de kalendermaand waarover de aflossing verschuldigd was, verminderd met die aflossing.2Onder werkdagen als bedoeld in het eerste lid worden verstaan alle dagen van het jaar met uitzondering van zaterdagen, zondagen, algemeen erkende feestdagen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Algemene termijnenwet , de Goede Vrijdag en 1 mei.
Art. 17b Informatieplicht bij schulden bij anderen dan aangewezen administratieplichtigen; te verstrekken gegevens
1Als gegevens als bedoeld in artikel 3.119g van de wet worden aangewezen:
  • a.de datum van aangaan van de schuld;
  • b.het startbedrag van de schuld;
  • c.de maandelijkse rentevoet;
  • d.de contractueel vastgelegde looptijd in maanden;
  • e.de contractueel vastgelegde wijze van aflossing;
  • f.indien de leningverstrekker een natuurlijk persoon is: de naam, het adres en het burgerservicenummer of, bij het ontbreken van het burgerservicenummer, een hiermee vergelijkbaar door de fiscale woonstaat toegekend fiscaal identificatienummer van de leningverstrekker;
  • g.indien de leningverstrekker een rechtspersoon is: de naam, het adres en een uniek nummer als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 of, bij het ontbreken van een dergelijk nummer en indien dat bestaat, een hiermee vergelijkbaar door de fiscale woonstaat toegekend fiscaal identificatienummer van de leningverstrekker.
2Als gegevens als bedoeld in artikel 3.119g van de wet worden mede aangewezen de wijzigingen die zich in het kalenderjaar hebben voorgedaan met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde gegevens.
Art. 18 Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen; voorwaarden arbeidsongeschiktheid
Van langdurige arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 3.133, negende lid, onderdeel a, van de wet is sprake indien:
  • a.uit een recente verklaring van een arts blijkt dat de belastingplichtige door ziekte of gebreken op het moment waarop de verklaring is afgegeven niet in staat is volledig de werkzaamheden te verrichten waarmee vóór het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid het inkomen hoofdzakelijk werd verdiend en hiertoe vermoedelijk in de twaalf maanden na de afgifte van de verklaring ook niet in staat zal zijn, of
  • b.aannemelijk is dat de belastingplichtige periodieke uitkeringen van privaat- of publiekrechtelijke aard wegens arbeidsongeschiktheid ontvangt of gaat ontvangen.
Art. 19 Uitgaven voor kinderopvang
Vervallen
Art. 20 Uitgaven voor kinderopvang; voorwaarden
Vervallen
Art. 21 Uitgaven voor kinderopvang; in aanmerking te nemen uitgaven
Vervallen
Art. 22 Waardering niet in geld genoten inkomen; privé-gebruik auto
Vervallen
Art. 23 Verliesverrekening; formalisering achterwaartse verliesverrekening
1Een voorlopige verliesverrekening als bedoeld in artikel 3.152, vijfde lid, van de wet kan worden verleend indien het verlies over een kalenderjaar wordt aangegeven door de in de uitnodiging tot het doen van aangifte gevraagde gegevens en bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan duidelijk, stellig en zonder voorbehoud in te vullen en te ondertekenen en de gevraagde bescheiden of andere gegevensdragers in te leveren of toe te zenden.2Bij de berekening van de voorlopige verliesverrekening wordt het vermoedelijke verlies voor 80 percent in aanmerking genomen.
Art. 24 Middeling
Vervallen
Art. 24a Beperking geldingsduur verklaring arbeidsrelatie
Vervallen
Art. 24b Beperking geldingsduur verklaring arbeidsrelatie
Vervallen
Art. 25 Aanmerkelijk belang; soortbenadering; aandelen verkregen in het kader van een premiespaarregeling of spaarloonregeling
Vervallen
Art. 26 Reguliere voordelen; forfaitair voordeel uit buitenlandse beleggingslichamen; aanwijzing effectenbeurzen
De ingevolge artikel 4.14, achtste lid, onderdeel a, van de wet aan te wijzen effectenbeurzen zijn de effectenbeurzen in de lidstaten van de Europese Gemeenschappen, alsmede de effectenbeurzen te Zürich, New York en Tokio.
Art. 26a Verzoek om toepassing doorschuifregelingen bij vererving, bij verdeling van de nalatenschap binnen twee jaar of bij schenking
1Een verzoek als bedoeld in artikel 4.17a, eerste lid , artikel 4.17b, tweede lid , of artikel 4.17b, derde lid, van de wet wordt schriftelijk gedaan bij de inspecteur die is belast met de aanslagregeling van de erflater.2Een verzoek als bedoeld in artikel 4.17b, eerste lid , of artikel 4.17c, eerste lid, van de wet wordt schriftelijk gedaan bij de inspecteur die is belast met de aanslagregeling van de vervreemder.
Art. 26b In het kader van een bedrijfsoverdracht uitgegeven preferente aandelen
1Onder een omzetting van gewone aandelen in preferente aandelen als bedoeld in artikel 4.17a, derde lid, onderdeel a, van de wet wordt ook begrepen een uitgifte van preferente aandelen in het kader van een aandelenfusie als bedoeld in artikel 3.55 van de wet , een juridische splitsing als bedoeld in artikel 3.56 van de wet of een juridische fusie als bedoeld in artikel 3.57 van de wet .2Aan het gestelde in artikel 4.17a, derde lid, onderdeel a, van de wet wordt ook geacht te zijn voldaan indien de daar bedoelde preferente aandelen worden verkregen van een rechtsopvolger krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht van degene die de aandelen heeft omgezet als bedoeld in genoemd onderdeel.3Indirect gehouden preferente aandelen zijn uitgegeven in het kader van een bedrijfsoverdracht als bedoeld in artikel 4.17a, vijfde lid, laatste volzin, van de wet indien:
  • a.de preferente aandelen een omzetting vormen van een eerder door de erflater gehouden indirect belang van gewone aandelen als bedoeld in artikel 4.17a, vijfde lid, onderdelen a en b, van de wet ;
  • b.de omzetting in preferente aandelen gepaard is gegaan met het toekennen van gewone aandelen aan een ander;
  • c.ten tijde van de omzetting in preferente aandelen de vennootschap waarop de omgezette aandelen betrekking hadden een onderneming dreef als bedoeld in artikel 4.17a, eerste lid, onderdeel a, van de wet , of een medegerechtigdheid hield als bedoeld in artikel 4.17a, eerste lid, onderdeel b, van de wet, en
  • d.de verkrijger van de indirect gehouden preferente aandelen reeds voor ten minste 5% van het geplaatste kapitaal direct of indirect aandeelhouder is van gewone aandelen als bedoeld in onderdeel b.
Voor de toepassing van dit lid wordt onder een omzetting van gewone aandelen in preferente aandelen als bedoeld in de eerste volzin ook begrepen een uitgifte van preferente aandelen in het kader van een aandelenfusie als bedoeld in artikel 3.55 van de wet , een juridische splitsing als bedoeld in artikel 3.56 van de wet of een juridische fusie als bedoeld in artikel 3.57 van de wet . Voorts wordt daaronder ook begrepen een uitgifte van preferente aandelen in het kader van een bedrijfsfusie als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 .
4Indien preferente aandelen zijn ontstaan in het kader van een gefaseerde bedrijfsoverdracht als bedoeld in artikel 4.17a, derde lid of vijfde lid, van de wet , dan behouden deze aandelen het karakter dat zij in aanmerking worden genomen voor de toepassing van artikel 4.17a, eerste lid, onderdeel c, van die wet voor zover de houder van deze preferente aandelen ook houder is van de gewone aandelen die bij het ontstaan van de preferente aandelen zijn toegekend aan de bedrijfsopvolger.5Voor de bepaling of de verkrijger van de preferente aandelen voldoet aan de voorwaarde van artikel 4.17a, derde lid, onderdeel d, van de wet worden de preferente aandelen niet gerekend tot het geplaatste kapitaal. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing voor de toepassing van het derde lid, eerste volzin, onderdeel d.
Art. 26c Verkorting termijn 36 maanden uit de doorschuifregeling bij schenking
Vervallen
Art. 26d Werknemer bij een werkmaatschappij in geval van schenking van aandelen in een holding
Vervallen
Art. 27 Verliesverrekening; formalisering achterwaartse verliesverrekening
1Een voorlopige verliesverrekening als bedoeld in artikel 4.51, vijfde lid, van de wet kan worden verleend indien het verlies over een kalenderjaar wordt aangegeven door de in de uitnodiging tot het doen van aangifte gevraagde gegevens en bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan duidelijk, stellig en zonder voorbehoud in te vullen en te ondertekenen en de gevraagde bescheiden of andere gegevensdragers in te leveren of toe te zenden.2Bij de berekening van de voorlopige verliesverrekening wordt het vermoedelijke verlies voor 80 percent in aanmerking genomen.
Art. 28 Reikwijdte en definities
1Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:2Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, wordt een fonds geacht aan het hoofdzakelijkheidscriterium te voldoen:
  • a.indien het fonds een bank of een onderdeel van een bank is: zolang ten minste 70% van de groene beleggingen, bedoeld in artikel 5.14 van de wet , van het fonds is aangewend voor het direct of indirect verstrekken van kredieten ten behoeve van projecten in het belang van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos, of het direct of indirect beleggen van vermogen in dergelijke projecten en de accountant van het fonds jaarlijks een goedkeurende verklaring afgeeft dat aan het hoofzakelijkheidscriterium is voldaan;
  • b.indien het fonds een beleggingsinstelling is: zolang ten minste 70% van de groene beleggingen, bedoeld in artikel 5.14 van de wet , van het fonds is aangewend voor het direct of indirect beleggen van vermogen ten behoeve van projecten in het belang van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos, en de accountant van het fonds jaarlijks een goedkeurende verklaring afgeeft dat aan het hoofzakelijkheidscriterium is voldaan.
Art. 29 Inhoud verzoek om aanwijzing als groenfonds en afhandeling verzoek
1Een verzoek om aanwijzing als fonds wordt schriftelijk gedaan bij de inspecteur onder overlegging van:
  • a.de statuten van het fonds, dan wel productvoorwaarden als sprake is van een onderdeel van een bank;
  • b.een afschrift van de inschrijving van het fonds, dan wel van de bank als het fonds een onderdeel is van die bank in het register, bedoeld in artikel 1:107 van de Wet op het financieel toezicht , dan wel, ingeval artikel 3:2, eerste lid, onderdeel c, van die wet van toepassing is, een afschrift van de in dat lid bedoelde bankgarantie van het fonds, dan wel van de bank als het fonds een onderdeel is van die bank; en
  • c.een opgave van de feitelijke werkzaamheden en voorgenomen werkzaamheden van het fonds.
2Bij een verzoek om aanwijzing als fonds met een ingroeiperiode worden tevens overgelegd:
  • a.een ingroeiplan op grond waarvan het aannemelijk is dat binnen drie maanden na de aanwijzing ten minste 30 percent van het vermogen van het fonds is belegd in projecten dan wel bestaat uit kredieten ten behoeve van projecten;
  • b.een ingroeischema op grond waarvan het aannemelijk is dat uiterlijk twee jaren na de aanwijzing ten minste 70 percent van het vermogen van het fonds is belegd in projecten dan wel bestaat uit kredieten ten behoeve van projecten.
3De inspecteur beslist op het verzoek tot aanwijzing bij voor bezwaar vatbare beschikking.4De aanwijzing vindt plaats met ingang van de datum waarop het verzoek is ingediend, dan wel met ingang van een latere datum indien daarom is verzocht.5De inspecteur maakt het aanwijzen als een fonds op een daartoe geschikte wijze publiek bekend. Indien de inspecteur een aanwijzing intrekt, maakt hij die intrekking ook op een daartoe geschikte wijze publiek bekend.
Art. 29a Informatievoorziening en administratieplicht
1Een aangewezen fonds overlegt binnen vier maanden na afloop van ieder boekjaar aan de inspecteur een overzicht van zijn bezittingen en schulden naar de waarde in het economische verkeer aan het einde van het boekjaar.2Ingeval het fonds is aangewezen met een aanloopperiode, verstrekt het fonds onmiddellijk na afloop van die periode aan de inspecteur een overzicht van zijn bezittingen en schulden naar de actuele waarde in het economische verkeer.3Ingeval het fonds is aangewezen met een ingroeiperiode, verstrekt het fonds in die periode elk half jaar aan de inspecteur een overzicht van zijn bezittingen en schulden naar de actuele waarde in het economische verkeer.4Indien een fonds indirect een krediet verstrekt ten behoeve van een project, blijkt uit de administratie van de inlenende rechtspersoon ten behoeve van welk project het krediet is verstrekt.5Indien een fonds een krediet verstrekt ten behoeve van een project door tussenkomst van een ander fonds, elimineert het inlenende fonds het kredietbedrag uit het overzicht van zijn bezittingen en schulden, bedoeld in het eerste lid.6Indien een aangewezen fonds niet meer voldoet aan de voorwaarden voor aanwijzing, doet het fonds daarvan onverwijld schriftelijk mededeling aan de inspecteur.
Art. 29b Intrekking aanwijzing
1De inspecteur trekt de aanwijzing in:
  • a.op verzoek van het fonds;
  • b.indien het fonds niet meer voldoet aan de voorwaarden voor aanwijzing; dan wel
  • c.indien het fonds de in dit hoofdstuk opgenomen informatieverplichtingen jegens de inspecteur niet nakomt.
2De intrekking van de aanwijzing geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking.3De inspecteur bepaalt in de beschikking het tijdstip waarop de intrekking van de aanwijzing in werking treedt, met dien verstande dat de intrekking terugwerkende kracht heeft tot en met de dag waarop het eerste lid, onderdeel b of c, van toepassing is.4Ingeval het fonds is aangewezen met een aanloopperiode en na afloop van die periode niet wordt voldaan aan het hoofdzakelijkheidscriterium, heeft de intrekking terugwerkende kracht tot en met de eerste dag na het aflopen van die periode.5Ingeval het fonds is aangewezen met een ingroeiperiode en na afloop van die periode niet wordt voldaan aan het hoofdzakelijkheidscriterium, heeft de intrekking terugwerkende kracht tot en met de eerste dag na het aflopen van die periode.6Indien het fonds de in artikel 29a, zesde lid , bedoelde mededeling onverwijld heeft gedaan, heeft de intrekking geen terugwerkende kracht.7Indien het fonds de in artikel 29a, zesde lid , bedoelde mededeling onverwijld heeft gedaan en voorts aannemelijk maakt dat het niet meer voldoen aan de voorwaarden niet langer dan drie maanden zal voortduren, een incidenteel karakter heeft en niet in strijd is met doel en strekking van de regeling, trekt de inspecteur de aanwijzing niet in. Het besluit de aanwijzing niet in te trekken, neemt de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking; daarbij kan hij nadere voorwaarden stellen.8Indien de inspecteur een aanwijzing intrekt, maakt hij die intrekking op een daartoe geschikte wijze publiek bekend.
Art. 30 Nettopensioen; in aanmerking te nemen dienstjaren en pensioengevend loon
1Voor de bepaling van de perioden die voor de toepassing van afdeling 5.3B van de wet en de daarop berustende bepalingen in aanmerking komen als dienstjaren is artikel 10a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 van overeenkomstige toepassing.2Voor de bepaling van de loonbestanddelen die voor de toepassing van afdeling 5.3B van de wet en de daarop berustende bepalingen in aanmerking komen als pensioengevend loon is artikel 10b van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 van overeenkomstige toepassing.3In afwijking in zoverre van het eerste en tweede lid zijn de artikelen 1a en 11c tot en met 11f van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 van overeenkomstige toepassing voor de toepassing van afdeling 5.3B van de wet en de daarop berustende bepalingen ingeval sprake is van een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de wet , waaraan een belastingplichtige deelneemt of heeft deelgenomen anders dan als werknemer als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 .
Art. 31 Beleggingen in durfkapitaal; vrijstelling directe beleggingen in durfkapitaal; beginnende ondernemer-rechtspersoon
Vervallen
Art. 32 Beleggingen in durfkapitaal; vrijstelling directe beleggingen in durfkapitaal; voorwaarden geldlening
Vervallen
Art. 33 Participatiemaatschappij; omvang en karakter van het vermogen, alsmede aanwijzing van de participatiemaatschappij en intrekking van de aanwijzing
Vervallen
Art. 33a Beleggingen in durfkapitaal; vrijstelling culturele beleggingen
Vervallen
Art. 33b Aanwijzing prijscourant
Als prijscourant als bedoeld in artikel 5.21 van de wet wordt aangewezen de Officiële Prijscourant uitgegeven door Euronext Amsterdam N.V.
Hst. 6 Persoonsgebonden aftrek
Art. 34 Verliezen op geldleningen aan beginnende ondernemers; verliezen op beleggingen in durfkapitaal
Vervallen
Art. 35 Uitgaven voor levensonderhoud van kinderen; beperkingen
Vervallen
Art. 36 Uitgaven voor levensonderhoud van kinderen; omvang in aanmerking te nemen uitgaven
Vervallen
Art. 37 Uitgaven voor specifieke zorgkosten; dieetkosten
1De extra kosten van een op voorschrift van een arts of een diëtist gehouden dieet als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel f, en zevende lid, van de wet , worden bepaald aan de hand van de navolgende tabel:
Voor het dieet bij het ziektebeeld en de aandoeningop welk dieet de in deze kolom genoemde typering van toepassing isbedragen de extra uitgaven
Algemene symptomengroeiachterstand bij kinderenenergieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt€ 650
energieverrijkt€ 500
ondervoedingenergieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt€ 650
energieverrijkt€ 500
eiwitverrijkt€ 300
decubitusenergieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt€ 650
eiwitverrijkt€ 300
Infectieziektenaidsenergieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt€ 650
Luchtwegenchronische obstructieve longziekten (COPD)energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt€ 650
energieverrijkt€ 500
Maag-, darm- en leverziektendumpingsyndroomlactosebeperkt/lactosevrij€ 200
chronische pancreatitisenergieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt€ 650
cystic fibrosisenergieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt€ 650
energieverrijkt€ 500
coeliakie, ziekte van Dühring en glutenintolerantieglutenvrij€ 1.200
glutenvrij in combinatie met lactosebeperkt/lactosevrij€ 1.350
short bowel syndroomenergieverrijkt in combinatie met MCT-vetverrijkt€ 1.350
energieverrijkt in combinatie metMCT-vetverrijkt met vitaminepreparaat€ 1.450
prikkelbaredarm-syndroomfermenteerbare oligosachariden, disachariden, monosachariden en polyolen beperkt (FODMAP)€ 1.350
lactose-intolerantielactosebeperkt/lactosevrij€ 200
levercirrose met complicatieseiwitverrijkt in combinatie met sterk zoutbeperkt€ 900
overigeenergieverrijkt€ 500
energieverrijkt met vitaminepreparaat€ 550
energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt€ 650
energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt en lactosebeperkt/lactosevrij€ 750
Metabole ziektenhypercholesterolemiefyto/plantensterolenverrijkt bij verzadigd vetbeperkt€ 450
vetstofwisselings-stoornisvetbeperkt in combinatie met MCT-vetverrijkt€ 1.350
galactosemiegalactosebeperkt/galactosevrij€ 400
accharase isomaltase deficiëntiesucrosebeperkt in combinatie met (iso)maltosebeperkt€ 200
eiwitstofwisselings- stoornis (zoals PKU en hyperlysinemie)sterk eiwitbeperkt€ 3.450
glycogeenstapelings- ziektesucrosebeperkt, fructosebeperkt, lactosebeperkt en vetbeperkt€ 250
insulineresistentiesterk koolhydraatbeperkt zonder energiebeperking€ 1.300
Nierziektenchronische nierinsufficiëntie met hemodialyse/ peritoneale dialyseeiwitverrijkt in combinatie met sterk zoutbeperkt€ 900
nefrotisch syndroomsterk zoutbeperkt€ 300
Oncologieoncologieenergieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt€ 650
energieverrijkt€ 500
Overigevoedselovergevoelig- heidkoemelkeiwitvrij€ 550
kippenei-eiwitvrij€ 100
lactosebeperkt/lactosevrij€ 200
tarwevrij€ 1.200
tarwevrij in combinatie met kippenei- eiwitvrij€ 1.200
koemelkeiwitvrij in combinatie met kippenei-eiwitvrij€ 600
koemelkeiwitvrij in combinatie met soja-eiwitvrij€ 950
koemelkeiwitvrij in combinatie met kippenei-eiwitvrij en soja-eiwitvrij€ 1.000
koemelkeiwitvrij in combinatie met kippenei-eiwitvrij, soja-eiwitvrij en tarwevrij€ 2.000
koemelkeiwitvrij in combinatie met glutenvrij en al dan niet tarwevrij€ 1.700
brandwondenenergieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt€ 650
lymfelekkageeiwitverrijkt in combinatie met sterk (LCT-)vetbeperkt en MCT-vetverrijkt€ 1.350
epilepsiesterk koolhydraatbeperkt in combinatie met eiwitbeperkt en vetverrijkt€ 1.050
Voor overige diëten worden de extra kosten gesteld op nihil.
2Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
  • a. referentievoeding:een gezonde voeding conform het advies voor een Nederlands voedingspatroon, gebaseerd op de Richtlijnen Goede Voeding;
  • b. basaalmetabolisme:het energieverbruik van een persoon in rust;
  • c. energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt:een voorgeschreven energiebehoefte van ten minste 150% van het basaalmetabolisme van de gebruiker en een voorgeschreven hoeveelheid eiwit van ten minste 1,5 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht van de gebruiker;
  • d. energieverrijkt:een voorgeschreven energiebehoefte van ten minste 150% van het basaalmetabolisme van de gebruiker;
  • e. eiwitverrijkt:een voorgeschreven hoeveelheid eiwit van ten minste 1,5 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht van de gebruiker;
  • f. lactosebeperkt/lactosevrij:een voorgeschreven lactosebeperking tot 5 gram per etmaal;
  • g. glutenvrij in combinatie met lactosebeperkt/lactosevrij:glutenvrij en een voorgeschreven lactosebeperking tot 5 gram per etmaal;
  • h. energieverrijkt in combinatie met MCT-vetverrijkt:een voorgeschreven energiebehoefte van ten minste 150% van het basaalmetabolisme van de gebruiker en een voorgeschreven hoeveelheid MCT-vet van ten minste 12% van de hoeveelheid energie per etmaal;
  • i. fermenteerbare oligosachariden, disachariden, monosachariden en polyolen beperkt dieet:een voorgeschreven dieet vrij van voedingsmiddelen die rijk zijn aan fermenteerbare oligosachariden, disachariden, monosachariden en polyolen;
  • j. eiwitverrijkt in combinatie met sterk zoutbeperkt:een voorgeschreven hoeveelheid eiwit van ten minste 1,5 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht van de gebruiker en een voorgeschreven beperking tot 5 gram zout per etmaal;
  • k. energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt en lactosebeperkt/lactosevrij:een voorgeschreven energiebehoefte van ten minste 150% van het basaalmetabolisme van de gebruiker, een voorgeschreven hoeveelheid eiwit van ten minste 1,5 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht van de gebruiker en een voorgeschreven lactosebeperking tot 5 gram per etmaal;
  • l. fyto/plantensterolenverrijkt bij verzadigd vetbeperkt:een voorgeschreven hoeveelheid plantaardige stanolen of plantaardige sterolen van ten minste 2 gram per etmaal en een voorgeschreven hoeveelheid verzadigd vet tot 10% van de hoeveelheid energie;
  • m. vetbeperkt in combinatie met MCT-vetverrijkt:een voeding uitgaande van een zo laag mogelijke hoeveelheid (LCT-)vet en een voorgeschreven hoeveelheid MCT-vet van ten minste 18% van de hoeveelheid energie per etmaal;
  • n. galactosebeperkt/galactosevrij:een voorgeschreven lactosebeperking tot 5 gram per etmaal;
  • o. sucrosebeperkt in combinatie met (iso)maltosebeperkt:een voorgeschreven sucrosebeperking en een voorgeschreven (iso)maltosebeperking in combinatie met enzymsuppletie afgestemd op de gebruiker;
  • p. sterk eiwitbeperkt:een voorgeschreven beperking tot 25 gram eiwit per etmaal;
  • q. sucrosebeperkt, fructosebeperkt, lactosebeperkt en vetbeperkt:een voorgeschreven sucrosebeperking, fructosebeperking, lactosebeperking en vetbeperking en een voorgeschreven hoeveelheid koolhydraten berekend aan de hand van de endogene glucoseproductie van de gebruiker;
  • r. sterk koolhydraatbeperkt zonder energiebeperking:een voorgeschreven hoeveelheid energie uit koolhydraten tot 30% bij een volwaardige voeding in energie;
  • s. sterk zoutbeperkt:een voorgeschreven beperking tot 5 gram zout per etmaal;
  • t. eiwitverrijkt in combinatie met sterk (LCT-)vetbeperkt en MCT-vetverrijkt:een voorgeschreven hoeveelheid eiwit van ten minste 1,5 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht van de gebruiker, uitgaande van een zo laag mogelijke hoeveelheid (LCT-)vet en een voorgeschreven hoeveelheid MCT-vet van ten minste 18% van de hoeveelheid energie per etmaal;
  • u. sterk koolhydraatbeperkt in combinatie met eiwitbeperkt en vetverrijkt:een voorgeschreven hoeveelheid koolhydraten en eiwitten die samen tot 20% van de hoeveelheid energie leveren en een voorgeschreven hoeveelheid vet van ten minste 80% van de hoeveelheid energie per etmaal.
3Voor de toepassing van het eerste lid geldt voor:
  • a.eenzelfde dieettypering die meerdere keren in aanmerking zou komen éénmaal het bedrag behorende bij die dieettypering;
  • b.verschillende dieettyperingen die in aanmerking zouden komen bij eenzelfde ziektebeeld en aandoening elk van de bij die dieettyperingen behorende bedragen;
  • c.deels overeenkomende dieettyperingen alleen het hoogste van de voor de van toepassing zijnde ziektebeelden en aandoeningen geldende bedragen bij die dieettypering.
4Ingeval extra uitgaven voor een op voorschrift van een arts of diëtist gehouden dieet niet gedurende het gehele kalenderjaar worden gedaan, worden de met toepassing van het eerste lid bepaalde bedragen naar tijdsgelang herrekend.5Een voorschrift als bedoeld in artikel 6.17, achtste lid, van de wet bevat ten minste:
  • a.gegevens waaruit blijkt dat degene die het voorschrift afgeeft medicus of diëtist is;
  • b.naam, praktijkadres, telefoonnummer en handtekening van de medicus of diëtist die het voorschrift afgeeft;
  • c.naam, adres en burgerservicenummer van de persoon aan wie het dieet is voorgeschreven;
  • d.het ziektebeeld en de aandoening van de persoon, bedoeld in onderdeel c, en de dieettypering van het voorgeschreven dieet;
  • e.de dagtekening van het voorschrift, de ingangsdatum van het te volgen dieet en indien van toepassing de einddatum van het te volgen dieet.
Art. 38 Uitgaven voor specifieke zorgkosten; extra kleding en beddengoed alsmede daarmee samenhangende extra uitgaven
1Uitgaven voor extra kleding en beddengoed alsmede daarmee samenhangende extra uitgaven als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel g, van de wet worden in aanmerking genomen voor een bedrag van € 340 dan wel, indien blijkt dat die uitgaven € 680 te boven gaan, voor een bedrag van € 850, indien:
  • a.de genoemde uitgaven voortvloeien uit ziekte of invaliditeit van een persoon als bedoeld in artikel 6.16 van de wet die tot het huishouden van de belastingplichtige behoort; en
  • b.de ziekte of invaliditeit ten minste een jaar heeft geduurd of vermoedelijk zal duren.
2Ingeval aan de in het eerste lid gestelde voorwaarden niet gedurende het gehele kalenderjaar is voldaan, wordt dat lid naar tijdsgelang toegepast.
Art. 39 Uitgaven voor specifieke zorgkosten; paramedici met directe toegang
1Als paramedicus als bedoeld in artikel 6.17, negende lid, onderdeel c, van de wet wordt aangewezen de persoon die bevoegd is tot het voeren van de titel:
  • a.fysiotherapeut;
  • b.diëtist;
  • c.ergotherapeut;
  • d.logopedist;
  • e.oefentherapeut;
  • f.orthoptist;
  • g.podotherapeut;
  • h.mondhygiënist; of
  • i.huidtherapeut.
2Een verklaring als bedoeld in artikel 6.17, negende lid, onderdeel c, van de wet bevat ten minste:
  • a.gegevens waaruit blijkt dat degene die de verklaring afgeeft een paramedicus als bedoeld in het eerste lid is;
  • b.naam, praktijkadres, telefoonnummer en handtekening van de paramedicus die de verklaring afgeeft;
  • c.naam, adres en burgerservicenummer van de persoon die onder behandeling is van de paramedicus;
  • d.de aandoening van de persoon, bedoeld in onderdeel c, die aanleiding is voor de behandeling;
  • e.het aantal behandelingen dat voortvloeit uit ziekte of invaliditeit;
  • f.de dagtekening van de verklaring.
Art. 39a Uitgaven voor specifieke zorgkosten; van aftrek uitgesloten aangewezen uitgaven
Als uitgaven als bedoeld in artikel 6.18, eerste lid, onderdeel h, van de wet worden aangewezen:
  • a.uitgaven voor in-vitrofertilisatie voor een vrouw die ten tijde van de behandeling 43 jaar of ouder is;
  • b.uitgaven voor de eerste twee in-vitrofertilisatiebehandelingen indien meer dan één embryo per poging wordt teruggeplaatst en de vrouw ten tijde van de behandeling jonger is dan 38 jaar;
  • c.uitgaven voor een elleboogkruk, een gipssteun, een looprek, een okselkruk, een onderarmschaalkruk, een rollator of een loophulp met drie of vier poten;
  • d.uitgaven voor geestelijke gezondheidszorg voor een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;
  • e.uitgaven voor dyslexiezorg voor een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;
  • f.uitgaven voor een combinatietest in het kader van prenatale screening indien geen sprake is van een medische indicatie.
Art. 40 Weekenduitgaven voor gehandicapten; het in aanmerking te nemen bedrag
1De ingevolge artikel 6.26 van de wet bedoelde weekenduitgaven voor gehandicapten worden gesteld op:
  • a.€ 13 per dag van verzorging van de gehandicapte door de belastingplichtige, alsmede
  • b.€ 0,23 per kilometer voor het vervoer per auto van de gehandicapte door de belastingplichtige over de reisafstand tussen de plaats waar de gehandicapte doorgaans verblijft en de plaats waar de belastingplichtige doorgaans verblijft.
Dagen van verzorging van de gehandicapte door de belastingplichtige zijn de dagen waarop de gehandicapte bij de belastingplichtige verblijft, met inbegrip van de dagen waarop de gehandicapte wordt gehaald of gebracht.
2Indien zowel de belastingplichtige als zijn partner weekenduitgaven voor een gehandicapte in aanmerking nemen, wordt het voor die gehandicapte in aanmerking te nemen bedrag gesteld op de helft van het volgens het eerste lid, onderdelen a en b, berekende bedrag, zonodig naar boven af te ronden op een geheel getal.
Art. 40a Scholingsuitgaven; afgifte EVC-verklaringen
De verklaring, bedoeld in artikel 6.27, tweede lid, van de wet , wordt afgegeven door de door de Stichting van de Arbeid in dat kader benoemde uitvoeringsorganisatie.
Art. 41 Aftrekbare giften; voorwaarden akte van schenking
In de akte van schenking, bedoeld in artikel 6.38 van de wet , worden ten minste de volgende gegevens vermeld:
  • a.de naam, het adres en het burgerservicenummer van de belastingplichtige;
  • b.de naam en het nummer, bedoeld in artikel 1a, zevende lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 , van de begiftigde instelling of vereniging, dan wel, ingeval het een buitenlandse vereniging is, een door de vestigingsstaat aan de begiftigde vereniging toegekend identificatienummer dat vergelijkbaar is met het nummer, bedoeld in artikel 12, onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007 ;
  • c.het startjaar en de looptijd van de uitkeringen of verstrekkingen;
  • d.de jaarlijkse hoogte van de uitkeringen of een omschrijving alsmede de waarde in het economische verkeer van de verstrekkingen; en
  • e.een door de instelling of vereniging aan de schenking toe te kennen uniek transactienummer van ten hoogste vijftien cijfers.
Art. 41a Aftrekbare giften in natura; voorwaarden taxatierapport
1Het taxatierapport, bedoeld in de artikelen 6.38, tweede lid , en 6.39, tweede lid, van de wet , bevat de uitkomsten van een taxatie die is uitgevoerd door een onafhankelijke taxateur die is ingeschreven in een register dat tot doel heeft zijn deskundigheid te waarborgen.2De taxatie heeft niet meer dan drie maanden voor het moment van schenking alsmede niet meer dan zes maanden na het moment van schenking plaatsgevonden.3Het taxatierapport bevat ten minste de volgende gegevens:
  • a.de voorletters, de achternaam, het adres, de woonplaats en het telefoonnummer van de taxateur die de taxatie heeft verricht;
  • b.de inschrijving van de taxateur in het voor de gift relevante taxatieregister;
  • c.een verklaring van de taxateur dat de in het taxatierapport opgegeven waarde door hem naar waarheid is vastgesteld aan de hand van een gedegen fysieke opname, ondersteund door visueel materiaal van het getaxeerde object;
  • d.de datum van de fysieke opname;
  • e.de getaxeerde waarde in het economische verkeer op het moment van schenking;
  • f.een omschrijving van het type en de omvang van het object of het belang en de aard van het gebruik;
  • g.de waarderelevante gegevens;
  • h.indien van toepassing: een motivering van de individuele afwijking ten opzichte van de relevante marktgegevens.
Art. 41b Aftrekbare giften in natura; voorwaarden factuur
1De factuur, bedoeld in de artikelen 6.38, tweede lid , en 6.39, tweede lid, van de wet , is niet meer dan drie maanden voorafgaand aan het moment van schenking uitgereikt.2De factuur bevat de waarde in het economische verkeer zoals die door onafhankelijke partijen is of zou zijn overeengekomen.3De factuur bevat voorts een vermelding van ten minste de volgende gegevens:
  • a.de datum waarop de factuur is uitgereikt;
  • b.de volledige naam en adresgegevens van de verkoper en de afnemer;
  • c.het type en de omvang van het object of het belang en de aard van het gebruik.
Art. 41c Bij één beschikking meer instellingen aanmerken
Vervallen
Art. 41d Aangewezen mogendheden buiten de EU, Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de BES eilanden
Vervallen
Hst. 7 )
Art. 42 Belastbaar inkomen uit werk en woning
(GERESERVEERD)
Art. 43 Belastbaar inkomen uit werk en woning
(GERESERVEERD)
Art. 44 Belastbaar inkomen uit werk en woning
(GERESERVEERD)
Hst. 8 Heffingskorting
Art. 44a Bijzondere verhoging heffingskorting voor niet inwoners; aanwijzing mogendheid
Vervallen
Art. 44b Inkomensafhankelijke combinatiekorting voor co-ouders
Vervallen
Art. 44c Bedrag ouderschapsverlofkorting
Vervallen
Art. 44d Verklaring ouderschapsverlof
Vervallen
Hst. 9 )
Art. 45 Termijn voor het doen van niet-verplichte aangifte
1De aangifte, bedoeld in artikel 9.4, eerste lid, onderdeel b, van de wet , wordt gedaan binnen vijf jaren na afloop van het kalenderjaar.2Indien binnen de in het eerste lid bedoelde termijn een uitnodiging tot het doen van aangifte is uitgereikt of toegezonden, hetzij de inspecteur is verzocht om een uitnodiging tot het doen van aangifte, wordt die termijn verlengd tot het einde van de door de inspecteur ingevolge artikel 9, eerste tot en met derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen gestelde of verleende termijn.
Art. 45a Voorheffingen; vaststelling hoogte van bedrag aan te verrekenen loonbelasting ingevolge compensatieregeling uit verdragen met België en Duitsland
1Indien de belastingplichtige een partner heeft ten aanzien van wie in het kalenderjaar de in artikel 8.8 van de wet bedoelde maximering van de gecombineerde heffingskorting toepassing vindt, wordt bij de berekening van hetgeen ingevolge artikel 27, paragraaf 1, van het in artikel 9.2, negende lid, onderdeel a, van de wet genoemde verdrag wordt aangemerkt als ingehouden Nederlandse loonbelasting, het bedrag aan Nederlandse inkomstenbelasting en premie voor de volksverzekeringen als bedoeld in de Wet financiering sociale verzekeringen dat de belastingplichtige verschuldigd zou zijn geweest indien hij de in artikel 27, paragraaf 1, van dat verdrag bedoelde beloningen uit Nederland zou hebben verkregen, verminderd met de verhoging, bedoeld in artikel 8.9 van de wet , van de gecombineerde heffingskorting waarop zijn partner recht zou hebben gehad, indien hij bedoelde beloningen daadwerkelijk uit Nederland zou hebben verkregen en Nederland daarover belasting en premie zou hebben geheven.2Indien de belastingplichtige een partner heeft ten aanzien van wie in het kalenderjaar de in artikel 8.8 van de wet bedoelde maximering van de gecombineerde heffingskorting toepassing vindt, wordt bij de berekening van hetgeen ingevolge artikel XII van het protocol bij het in artikel 9.2, negende lid, onderdeel b, van de wet genoemde verdrag wordt aangemerkt als ingehouden Nederlandse loonbelasting, het bedrag aan Nederlandse inkomstenbelasting en premie voor de volksverzekeringen als bedoeld in de Wet financiering sociale verzekeringen dat de belastingplichtige verschuldigd zou zijn geweest indien hij de in artikel XII van dat protocol bedoelde beloningen uit Nederland zou hebben verkregen, verminderd met de verhoging, bedoeld in artikel 8.9 van de wet , van de gecombineerde heffingskorting waarop zijn partner recht zou hebben gehad, indien hij bedoelde beloningen daadwerkelijk uit Nederland zou hebben verkregen en Nederland daarover belasting en premie zou hebben geheven.3Indien de belastingplichtige een partner heeft ten aanzien van wie in het kalenderjaar de in artikel 8.8 van de wet bedoelde maximering van de gecombineerde heffingskorting toepassing vindt, wordt bij de berekening van hetgeen ingevolge artikel 27, paragraaf 2, van het in het eerste lid bedoelde verdrag wordt aangemerkt als ingehouden Nederlandse loonbelasting, het bedrag aan Nederlandse inkomstenbelasting dat de belastingplichtige verschuldigd zou zijn geweest indien de in artikel 27, paragraaf 2, van dat verdrag bedoelde beloningen uitsluitend in Nederland zouden zijn belast, verminderd met de verhoging, bedoeld in artikel 8.9 van de wet , van de gecombineerde heffingskorting, waarop zijn partner recht zou hebben gehad indien uitsluitend in Nederland over de bedoelde beloningen belasting zou zijn geheven.4De in het eerste, tweede en derde lid bedoelde verminderingen zijn niet van toepassing voorzover de partner van de belastingplichtige:
Art. 45abis Bijzondere regels voor voorlopige aanslagen ter zake van belastbaar inkomen uit sparen en beleggen
Voor de toepassing van artikel 9.5a van de wet wordt voor het kalenderjaar 2025:
  • a.het percentage voor banktegoeden vastgesteld op 1,44%;
  • b.het percentage voor schulden vastgesteld op 2,62%.
Art. 45aa Bijzondere regels voor ambtshalve verminderingen
De inspecteur vermindert ambtshalve een belastingaanslag die op een te hoog bedrag is vastgesteld zodra hem dat is gebleken, tenzij:
  • a.vijf jaren zijn verlopen na het einde van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft;
  • b.de onjuistheid van de belastingaanslag voortvloeit uit jurisprudentie die eerst is gewezen nadat die belastingaanslag onherroepelijk vast is komen te staan, tenzij de Minister van Financiën anders heeft bepaald;
  • c.de onjuistheid van de belastingaanslag voortvloeit uit beleidsregels van de Minister van Financiën die eerst zijn uitgevaardigd nadat die belastingaanslag onherroepelijk vast is komen te staan, tenzij de Minister van Financiën anders heeft bepaald;
  • d.de onjuistheid van de belastingaanslag voortvloeit uit de omstandigheid dat eerst nadat die belastingaanslag onherroepelijk vast is komen te staan een beroep wordt gedaan op een fiscale faciliteit, waarop een beroep moet worden gedaan bij de aangifte of op een ander wettelijk voorgeschreven moment; of
  • e.sprake is van enig feit waardoor ten onrechte inkomstenbelasting is geheven en als gevolg van die heffing een andere belasting, al dan niet van dezelfde belastingplichtige, ter zake van datzelfde feit niet is geheven en ook niet meer kan worden geheven, met dien verstande dat in dat geval wel ambtshalve vermindering plaatsvindt voor zover het bedrag van de eerstgenoemde belasting het bedrag van de andere belasting te boven gaat.
Hst. 10 Overgangsrecht
Art. 45b Bijzondere regels voor ambtshalve verminderingen
Vóór 1 januari 2005 vastgestelde lijfrenten die niet in geldeenheden luiden:
  • 1.Op een lijfrente waarvan vóór 1 januari 2005 de hoogte van de termijnen in beleggingseenheden (units) met de verzekeraar is overeengekomen, blijft artikel 2a buiten toepassing en kan de lijfrente-overeenkomst worden tenuitvoergelegd zoals is overeengekomen.
  • 2.Indien ter zake van een lijfrente als bedoeld in het eerste lid op of na 1 januari 2005 met de verzekeraar een wijziging van methode van berekening van de termijnen in units of in euro’s wordt overeengekomen, is met ingang van de datum van die wijziging art. 2a wel van toepassing.
  • 3.Indien een lijfrente als bedoeld in het eerste lid op of na 1 januari 2005 wordt omgezet in een andere lijfrente, is artikel 2a van toepassing op de laatstgenoemde lijfrente.
Art. 45c Continuering na 1 januari 2008 van aanwijzingen als fonds van vóór die datum
Een fonds dat voor 1 januari 2008 is aangewezen als fonds als bedoeld in artikel 5.14 van de wet , zoals de wet toen luidde, wordt geacht met ingang van 1 januari 2008 door de inspecteur bij beschikking te zijn aangewezen op de voet van de wet zoals die thans luidt.
Art. 45d Overgangsrecht eigenwoningregeling en leegstaande woning
Vervallen
Art. 45e Overgangsrecht verliezen op geldleningen aan beginnende ondernemers; verliezen op beleggingen in durfkapitaal
Artikel 34 , zoals dat artikel op 31 december 2010 luidde, blijft van toepassing op verliezen op vóór 1 januari 2011 verstrekte geldleningen als bedoeld in artikel 6.8, eerste lid , van de wet, zoals dat lid op 31 december 2010 luidde.
Hst. 10bis Overgangsrecht ten gevolge van
Art. 45f Definitie starterslening
Onder een starterslening als bedoeld in artikel 10bis.1, tweede lid, onderdeel f, van de wet wordt verstaan een lening ter verwerving van een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111 van de wet , mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • a.de belastingplichtige koopt voor de eerste maal een eigen woning;
  • b.de belastingplichtige heeft tegenover de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten aannemelijk gemaakt dat hij op het moment van aangaan van de lening volgens de toen geldende normen van de Nationale Hypotheek Garantie het geleende bedrag niet anders kon financieren dan door middel van een lening van de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten;
  • c.de looptijd van de lening is ten hoogste 360 maanden;
  • d.op zowel deze lening als op de lening die naast deze lening wordt afgesloten is de Nationale Hypotheek Garantie van toepassing;
  • e.de lening is bij authentieke notariële akte verstrekt;
  • f.gedurende de eerste drie jaar na het aangaan van de lening bestaat geen verplichting tot aflossing of rentebetaling;
  • g.na de periode van drie jaar, bedoeld in onderdeel f, dient de lening door de belastingplichtige volgens een ten minste annuïtair schema in maximaal 324 maanden te worden afgelost en dient de over de lening verschuldigde rente te worden betaald, tenzij uit een hertoetsing van het inkomen door de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten blijkt dat de belastingplichtige deze lasten niet kan dragen, in welk geval aan de hand van de hertoetsing een aangepaste door de leningnemer te betalen maandlast met betrekking tot de lening wordt vastgesteld; en,
  • h.de hertoetsing, bedoeld in onderdeel g, vindt volgens het contract in ieder geval plaats na drie, zes, tien en vijftien jaar na het moment van aangaan van de lening voor zover niet reeds is gebleken dat de leningnemer de bij de lening behorende rente- en aflossingslasten kan dragen.
Art. 45g Verdeling spaarrekening eigen woning en beleggingsrecht eigen woning bij meer dan één gerechtigde
1Ingeval een spaarrekening eigen woning meer dan één rekeninghouder heeft, wordt het tegoed van de rekening in gelijke delen toegerekend aan die rekeninghouders.2Ingeval een beleggingsrecht eigen woning meer dan één eigenaar heeft, wordt de waarde van het recht in gelijke delen toegerekend aan die eigenaren.
Hst. 11 )
Art. 46 Guldensbedragen
Wijzigt deze regeling.
Art. 47 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.
Art. 48 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001.
Naar boven