Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001
Hst. 1 )
Art. 1 Reikwijdte en definitie
a. wet: Wet inkomstenbelasting 2001 ; b. inhoudingsplichtige: de inhoudingsplichtige als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 ; c. openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, tram, metro, veerpont of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig.
Art. 2 In belangrijke mate onderhouden van kinderen
Art. 2a Ingegane lijfrenten waarvan de termijnen niet in geldeenheden, maar in units zijn vastgesteld
a. de termijnen van een oudedagslijfrente of een tijdelijke oudedagslijfrente als bedoeld in artikel 3.125, eerste lid, onderdeel a, respectievelijk onderdeel c, van de wet worden op de ingangsdatum uitgedrukt in een vast aantal beleggingseenheden (units) per jaar; b. indien bij een of meer van de onder a genoemde lijfrenten een nabestaandenlijfrente als bedoeld in artikel 3.125, onderdeel b, van de wet is meeverzekerd, dient deze op de ingangsdatum van de lijfrente waarbij deze is meeverzekerd te worden uitgedrukt in een vast aantal beleggingseenheden per jaar; in plaats daarvan kan op die ingangsdatum voor de nabestaandenlijfrente een kapitaal worden bepaald dat dient als rekengrootheid voor de vaststelling van de hoogte van de termijnen van de nabestaandenlijfrente in beleggingseenheden of euro’s; indien de nabestaandenlijfrente niet een lijfrente in beleggingseenheden of een gerichte lijfrente is, maar is verzekerd als een recht op uitkeringen in euro’s, wordt de nabestaandenlijfrente geadministreerd als een zelfstandig recht ten opzichte van de in onderdeel a genoemde lijfrenten; c. de hoogte van de uiteindelijk in euro’s uit te keren termijnen van lijfrente dient uitsluitend te worden beïnvloed door het verschil tussen het feitelijk behaalde beleggingsrendement en de rekenrente die ten tijde van het ingaan van de lijfrente als rekenrendement is gehanteerd. Daartoe wordt de contante waarde van de termijnen in beleggingseenheden actuarieel bijgehouden overeenkomstig de wijze waarop dat geschiedt voor termijnen van lijfrenten in euro’s.
a. de verzekeraar van de lijfrente gaat op de ingangsdatum van de lijfrente uit van sterftegrondslagen die passen bij de sterfterisico’s van de verzekerde rechten; b. de verzekeraar van de lijfrente gaat ter berekening van het op jaarbasis uit te keren vaste aantal beleggingseenheden uit van ten hoogste het netto rekenrendement dat hij op de ingangsdatum hanteert voor soortgelijke lijfrenten in euro’s of van het op de ingangsdatum van de lijfrente geldende u-rendement zoals dat periodiek wordt gepubliceerd door het Centrum voor Verzekeringstatistiek van het Verbond van Verzekeraars; gedurende de looptijd vindt geen herberekening plaats van het aantal jaarlijks uit te keren beleggingseenheden; c. in de hoogte van de termijnen van lijfrente in beleggingseenheden wordt geen inflatie-element verdisconteerd.
a. bij de berekening van de per vervallen termijn verschuldigde uitkering in euro’s kan worden uitgegaan van de waarde van de beleggingseenheid op een vaste peildatum in de kalendermaand van betaling of in de daaraan voorafgaande kalendermaand; b. gedurende een periode van ten hoogste 12 maanden (herrekenperiode) kunnen de in de herrekenperiode uit te keren termijnen bij aanvang daarvan in euro’s worden vastgesteld; de hoogte van de uitkeringen in euro’s dient daarbij te worden bepaald op basis van de werkelijke waarde van de beleggingseenheid per een vaste peildatum gelegen in de kalendermaand waarin de herrekenperiode ingaat of in een van de twee daaraan voorafgaande kalendermaanden; slechts eenmalig kan worden gekozen voor een datum van ingang van de herrekenperiode.
a. in de in het tweede lid, onderdeel b, genoemde gevallen waarin een of meer nabestaandenlijfrenten zijn meeverzekerd, dient bij de vaststelling van de hoogte van de termijnen van de lijfrenten als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, voor iedere meeverzekerde nabestaandenlijfrente op actuarieel verantwoorde wijze rekening te worden gehouden met het feit dat die nabestaandenlijfrente is meeverzekerd; b. indien een meeverzekerde nabestaandenlijfrente op de ingangsdatum van een van de in het tweede lid, onderdeel a, genoemde lijfrenten is uitgedrukt in een jaarlijks vast aantal beleggingseenheden, wordt bij overlijden van een verzekerde zowel de contante waarde van de beleggingseenheden als de totale beleggingswaarde herrekend. Het overlijden dient daarbij geen invloed te hebben op de waarde per beleggingseenheid. Een vrijval van de beleggingswaarde bij overlijden komt, overeenkomstig de bij uitkeringen in euro’s te hanteren handelwijze, ten goede aan de verzekeraar in verband met het door deze gelopen langlevenrisico.
Art. 2b Ingegane lijfrenterekeningtermijnen of lijfrentebeleggingsrechttermijnen waarvan de omvang niet in geldeenheden, maar in units is vastgesteld
a. de termijnen worden op de ingangsdatum uitgedrukt in een vast aantal beleggingseenheden (units) per jaar; b. de hoogte van de uiteindelijk in euro’s uit te keren termijnen dient uitsluitend te worden beïnvloed door het verschil tussen het feitelijk behaalde beleggingsrendement en de rekenrente die ten tijde van het ingaan van de termijnen als rekenrendement is gehanteerd.
a. de bank, beleggingsonderneming of beheerder, bedoeld in artikel 3.126a, eerste lid, van de wet , gaat ter berekening van het op jaarbasis uit te keren vaste aantal beleggingseenheden uit van ten hoogste het netto rekenrendement dat hij op de ingangsdatum hanteert voor soortgelijke termijnen in euro’s of van het op de ingangsdatum van de termijnen geldende u-rendement zoals dat periodiek wordt gepubliceerd door het Centrum voor Verzekeringstatistiek van het Verbond van Verzekeraars; gedurende de looptijd vindt geen herberekening plaats van het aantal jaarlijks uit te keren beleggingseenheden; b. in de hoogte van de termijnen in beleggingseenheden wordt geen inflatie-element verdisconteerd.
a. bij de berekening van de verschuldigde termijn in euro’s kan worden uitgegaan van de waarde van de beleggingseenheid op een vaste peildatum in de kalendermaand van betaling of in de daaraan voorafgaande kalendermaand; b. gedurende een periode van ten hoogste 12 maanden (herrekenperiode) kunnen de in de herrekenperiode uit te keren termijnen bij aanvang daarvan in euro’s worden vastgesteld; de hoogte van de termijnen in euro’s dient daarbij te worden bepaald op basis van de werkelijke waarde van de beleggingseenheid per een vaste peildatum gelegen in de kalendermaand waarin de herrekenperiode ingaat of in een van de twee daaraan voorafgaande kalendermaanden; slechts eenmalig kan worden gekozen voor een datum van ingang van de herrekenperiode.
Art. 3 Woonplaatsfictie; aanwijzing mogendheid
Art. 4 Tijdsevenredige vermindering heffingskorting
a. een kalenderjaar op 360 dagen gesteld; b. een kalendermaand op 30 dagen gesteld; c. de dag waarop het tijdvak aanvangt als een gehele dag in aanmerking genomen; d. de dag waarop het tijdvak eindigt niet in aanmerking genomen.
Art. 4a Toerekening afgezonderd particulier vermogen
a. het vervreemden van vermogensbestanddelen aan een afgezonderd particulier vermogen tegen een prijs die afwijkt van de waarde in het economische verkeer; b. het bedingen van voorwaarden bij het vervreemden van vermogensbestanddelen aan een afgezonderd particulier vermogen die niet overeenkomen met voorwaarden die in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk zijn; c. het inbrengen van vermogensbestanddelen in een afgezonderd particulier vermogen waarbij de inbreng en daarmee samenhangende rechtshandelingen gericht zijn op of direct of indirect verband houden met het ontgaan of uitstellen van de toerekening, bedoeld in artikel 2.14a, eerste lid, van de wet .
a. een beschrijving van het soort afgezonderd particulier vermogen en land van vestiging; b. de oprichtingsakte van het afgezonderd particulier vermogen inclusief bijlagen (zoals instructies, reglementen, letter of wishes, statuten); c. de meest actuele jaarstukken van het afgezonderd particulier vermogen over minimaal drie jaren; d. naam- en adresgegevens van de inbrenger van het vermogen en van de overige erfgenamen; e. alle overige stukken waaruit blijkt dat de bedoelde erfgenaam geen begunstigde is van het afgezonderd particulier vermogen en dit in de toekomst ook nooit kan worden.
Art. 5 Belastbare winst uit onderneming; verliezen uit de aanloopfase van een onderneming
a. er in die periode geen opbrengsten tegenover hebben gestaan en b. zij niet ten laste van het belastbaar inkomen uit werk en woning kunnen of konden worden gebracht.
Art. 6 Belastbare winst uit onderneming; overige vrijstellingen; gedeeltelijke vrijstelling van bos en natuur
a. de Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer zoals die luidde tot 1 januari 2000; b. de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 zoals die luidde tot 1 januari 2007; c. de Subsidieregeling natuurbeheer van de onderscheiden provincies; d. de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer van de onderscheiden provincies, voor zover betrekking hebbende op de subsidie natuurbeheer, bedoeld in artikel 3.1 van die verordening, en de subsidie landschapsbeheer, bedoeld in artikel 5.1.1.1 van die verordening; e. de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap van de onderscheiden provincies, voor zover betrekking hebbende op de investeringssubsidie, bedoeld in artikel 8, eerste, derde en vierde lid, van die regeling, en de subsidie functieverandering, bedoeld in artikel 15 van die regeling; f. de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer 2016 van de onderscheiden provincies, voor zover betrekking hebbende op de subsidie natuur- en landschapsbeheer, bedoeld in artikel 2.2 van die regeling; g. de overeenkomsten met het Bureau Beheer Landbouwgronden: 1°. met het door de Dienst Landelijk Gebied toegekende nummer: 005/9001 van 29 mei 1996; 2°. met het door de Dienst Landelijk Gebied toegekende nummer: 008/9001 van 30 mei 1996; 3°. met het door de Dienst Landelijk Gebied toegekende nummer: 004/9001 van 27 oktober 1997; 4°. met het door de Dienst Landelijk Gebied toegekende nummer: 003/9001 van 15 december 1997;
h. de beschikkingen van de Minister van Economische Zaken van 18 april 1998 met de beschikkingnummers kaderwet/pnb/01, kaderwet/pnb/02 en kaderwet/pnb/03.
Art. 6a Belastbare winst uit ondernemingen; overige vrijstellingen; vrijstelling voor projecten gericht op hinderbeperking tijdens grootschalige wegwerkzaamheden
a. deelnemers ten hoogste één periode van ten hoogste twaalf maanden kunnen deelnemen aan het project; b. de beloningen die een deelnemer kan krijgen uit het project een gezamenlijke waarde hebben van ten hoogste € 200 per maand en € 1.200 per deelnameperiode.
Art. 7 Belastbare winst uit onderneming; van aftrek uitgesloten kosten ten behoeve van de belastingplichtige; werkkleding
Art. 8 Belastbare winst uit onderneming; in aftrek beperkte kosten ten behoeve van de belastingplichtige; verhuizing in kader van onderneming
Art. 9 Belastbare winst uit onderneming; bijtelling privégebruik auto
a. merk, type en kenteken van de auto; b. periode van terbeschikkingstelling van de auto; c. per rit: 1°. datum; 2°. beginstand en eindstand van de kilometerteller; 3°. beginadres en eindadres; 4°. de gereden route indien deze afwijkt van de meest gebruikelijke; 5°. het karakter van de rit.
Art. 9a Constatering van het niet afgenomen zijn van de netto-tonnage van bepaalde schepen
Art. 10 Belastbare winst uit onderneming; loon- en prijswijzigingen na afloop jaar en betaling
Art. 11 Aangewezen staten bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte
Art. 12 Belastbare winst uit onderneming; scholingsaftrek; bijdragen aan een scholingsfonds
Art. 13 Belastbare winst uit onderneming; delegatiebepaling scholingsaftrek; door ondernemer zelf verzorgde scholing
Art. 13a Belastbare winst uit onderneming; verkorting driejaarstermijn bij doorschuiving naar ondernemers of werknemers
a. door ziekte of gebreken gedurende ten minste één jaar niet in staat is, of vermoedelijk niet in staat zal zijn, om ten minste 55% te verdienen van wat lichamelijk en geestelijk gezonde personen die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen; b. in staat van faillissement wordt verklaard; c. surséance van betaling heeft aangevraagd; d. onder curatele wordt gesteld; e. vóór het aangaan van het samenwerkingsverband respectievelijk de dienstbetrekking met degene die de onderneming gaat voortzetten nog wel, maar vanaf enig moment daarna niet meer kan kiezen voor kwalificatie als partner van de voortzetter, of f. overlijdt en de onderneming spoedig daarna aan de in artikel 3.63, vierde lid respectievelijk vijfde lid, van de wet , bedoelde voortzetter wordt overgedragen.
Art. 14 Belastbaar loon; pensioen in grensoverschrijdende situaties
Art. 15 Belastbaar loon; fietsaftrek
Art. 16 Belastbaar loon; reisaftrek
a. naam en adres van de belastingplichtige; b. de route waarvoor de plaatsbewijzen geldig zijn; c. het tijdvak van geldigheid van de plaatsbewijzen.
a. naam en adres van de inhoudingsplichtige; b. naam en adres van de belastingplichtige; c. een door de inhoudingsplichtige ondertekende verklaring, die vermeldt het aantal dagen per week dat de belastingplichtige met het openbaar vervoer naar de plaats of plaatsen van werkzaamheden heeft gereisd.
Art. 17 Belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen; vrijstellingen publiekrechtelijke uitkeringen
a. uitkeringen ingevolge de Wet op de huurtoeslag ; b. uitkeringen ingevolge de Wet bevordering eigenwoningbezit ; c. uitkeringen ingevolge de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten ; d. uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Regeling opvang asielzoekers ; e. uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 ; f. uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Regeling opvang ontheemden Oekraïne ; g. inkomensondersteunende uitkeringen ingevolge artikel 108, eerste lid, van de Gemeentewet , die overeenkomen met bijstand ter bestrijding van bepaalde noodzakelijke kosten.
a. voorzieningen als bedoeld in artikel 35, tweede en derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen ; b. voorzieningen als bedoeld in artikel 2:22, tweede en derde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten ; c. vergoedingen als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van het Reïntegratiebesluit alsmede voorzieningen als bedoeld in de artikelen 13, eerste en tweede lid , 14, eerste lid , en 15a, eerste lid, van dat besluit ; d. voorzieningen als bedoeld in de artikelen 5, eerste lid , en 8 van het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap ; e. voorzieningen als bedoeld in artikel 30a, vierde tot en met negende lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen , artikel 26, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en artikel 2:18 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten ; f. vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 19a, tweede lid, onderdeel b, van de Wet overige OCW-subsidies .
Art. 17bis Verdeling spaarrekening eigen woning en beleggingsrecht eigen woning bij meer dan één gerechtigde
Art. 17a Aanvullende bepalingen met betrekking tot de eigenwoningreserve
Art. 17aa Nadere regeling aflossingsmoment eigenwoningschuld
Art. 17b Informatieplicht bij schulden bij anderen dan aangewezen administratieplichtigen; te verstrekken gegevens
a. de datum van aangaan van de schuld; b. het startbedrag van de schuld; c. de maandelijkse rentevoet; d. de contractueel vastgelegde looptijd in maanden; e. de contractueel vastgelegde wijze van aflossing; f. indien de leningverstrekker een natuurlijk persoon is: de naam, het adres en het burgerservicenummer of, bij het ontbreken van het burgerservicenummer, een hiermee vergelijkbaar door de fiscale woonstaat toegekend fiscaal identificatienummer van de leningverstrekker; g. indien de leningverstrekker een rechtspersoon is: de naam, het adres en een uniek nummer als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 of, bij het ontbreken van een dergelijk nummer en indien dat bestaat, een hiermee vergelijkbaar door de fiscale woonstaat toegekend fiscaal identificatienummer van de leningverstrekker.
Art. 18 Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen; voorwaarden arbeidsongeschiktheid
a. uit een recente verklaring van een arts blijkt dat de belastingplichtige door ziekte of gebreken op het moment waarop de verklaring is afgegeven niet in staat is volledig de werkzaamheden te verrichten waarmee vóór het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid het inkomen hoofdzakelijk werd verdiend en hiertoe vermoedelijk in de twaalf maanden na de afgifte van de verklaring ook niet in staat zal zijn, of b. aannemelijk is dat de belastingplichtige periodieke uitkeringen van privaat- of publiekrechtelijke aard wegens arbeidsongeschiktheid ontvangt of gaat ontvangen.
Art. 19 Uitgaven voor kinderopvang
Art. 20 Uitgaven voor kinderopvang; voorwaarden
Art. 21 Uitgaven voor kinderopvang; in aanmerking te nemen uitgaven
Art. 22 Waardering niet in geld genoten inkomen; privé-gebruik auto
Art. 23 Verliesverrekening; formalisering achterwaartse verliesverrekening
Art. 24 Middeling
Art. 24a Beperking geldingsduur verklaring arbeidsrelatie
Art. 24b Beperking geldingsduur verklaring arbeidsrelatie
Art. 25 Aanmerkelijk belang; soortbenadering; aandelen verkregen in het kader van een premiespaarregeling of spaarloonregeling
Art. 26 Reguliere voordelen; forfaitair voordeel uit buitenlandse beleggingslichamen; aanwijzing effectenbeurzen
Art. 26a Verzoek om toepassing doorschuifregelingen bij vererving, bij verdeling van de nalatenschap binnen twee jaar of bij schenking
Art. 26b In het kader van een bedrijfsoverdracht uitgegeven preferente aandelen
a. de preferente aandelen een omzetting vormen van een eerder door de erflater gehouden indirect belang van gewone aandelen als bedoeld in artikel 4.17a, vijfde lid, onderdelen a en b, van de wet ; b. de omzetting in preferente aandelen gepaard is gegaan met het toekennen van gewone aandelen aan een ander; c. ten tijde van de omzetting in preferente aandelen de vennootschap waarop de omgezette aandelen betrekking hadden een onderneming dreef als bedoeld in artikel 4.17a, eerste lid, onderdeel a, van de wet , of een medegerechtigdheid hield als bedoeld in artikel 4.17a, eerste lid, onderdeel b, van de wet, en d. de verkrijger van de indirect gehouden preferente aandelen reeds voor ten minste 5% van het geplaatste kapitaal direct of indirect aandeelhouder is van gewone aandelen als bedoeld in onderdeel b.
Art. 26c Verkorting termijn 36 maanden uit de doorschuifregeling bij schenking
Art. 26d Werknemer bij een werkmaatschappij in geval van schenking van aandelen in een holding
Art. 27 Verliesverrekening; formalisering achterwaartse verliesverrekening
Art. 28 Reikwijdte en definities
a. project:groenproject, zijnde een project waarvoor ingevolge de Regeling groenprojecten 2016 , de Regeling groenprojecten buitenland 2002 dan wel de Regeling groenprojecten Nederlandse Antillen en Aruba 2002 een verklaring als bedoeld in artikel 5.14, derde lid, van de wet is afgegeven; b. fonds:groenfonds, zijnde een bank, een onderdeel van een bank of een beleggingsinstelling die voldoet aan de voorwaarden van artikel 5.14, tweede lid, van de wet en die door de inspecteur ingevolge artikel 5.14, eerste lid, van de wet is aangewezen; c. hoofdzakelijkheidscriterium:de voorwaarde inzake hoofdzakelijk als bedoeld in artikel 5.14, tweede lid, van de wet ; d. aanloopperiode:de periode, bedoeld in artikel 5.14, vierde lid, van de wet ; e. ingroeiperiode:de periode, bedoeld in artikel 5.14, vijfde lid, van de wet .
a. indien het fonds een bank of een onderdeel van een bank is: zolang ten minste 70% van de groene beleggingen, bedoeld in artikel 5.14 van de wet , van het fonds is aangewend voor het direct of indirect verstrekken van kredieten ten behoeve van projecten in het belang van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos, of het direct of indirect beleggen van vermogen in dergelijke projecten en de accountant van het fonds jaarlijks een goedkeurende verklaring afgeeft dat aan het hoofzakelijkheidscriterium is voldaan; b. indien het fonds een beleggingsinstelling is: zolang ten minste 70% van de groene beleggingen, bedoeld in artikel 5.14 van de wet , van het fonds is aangewend voor het direct of indirect beleggen van vermogen ten behoeve van projecten in het belang van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos, en de accountant van het fonds jaarlijks een goedkeurende verklaring afgeeft dat aan het hoofzakelijkheidscriterium is voldaan.
Art. 29 Inhoud verzoek om aanwijzing als groenfonds en afhandeling verzoek
a. de statuten van het fonds, dan wel productvoorwaarden als sprake is van een onderdeel van een bank; b. een afschrift van de inschrijving van het fonds, dan wel van de bank als het fonds een onderdeel is van die bank in het register, bedoeld in artikel 1:107 van de Wet op het financieel toezicht , dan wel, ingeval artikel 3:2, eerste lid, onderdeel c, van die wet van toepassing is, een afschrift van de in dat lid bedoelde bankgarantie van het fonds, dan wel van de bank als het fonds een onderdeel is van die bank; en c. een opgave van de feitelijke werkzaamheden en voorgenomen werkzaamheden van het fonds.
a. een ingroeiplan op grond waarvan het aannemelijk is dat binnen drie maanden na de aanwijzing ten minste 30 percent van het vermogen van het fonds is belegd in projecten dan wel bestaat uit kredieten ten behoeve van projecten; b. een ingroeischema op grond waarvan het aannemelijk is dat uiterlijk twee jaren na de aanwijzing ten minste 70 percent van het vermogen van het fonds is belegd in projecten dan wel bestaat uit kredieten ten behoeve van projecten.
Art. 29a Informatievoorziening en administratieplicht
Art. 29b Intrekking aanwijzing
a. op verzoek van het fonds; b. indien het fonds niet meer voldoet aan de voorwaarden voor aanwijzing; dan wel c. indien het fonds de in dit hoofdstuk opgenomen informatieverplichtingen jegens de inspecteur niet nakomt.
Art. 30 Nettopensioen; in aanmerking te nemen dienstjaren en pensioengevend loon
Art. 31 Beleggingen in durfkapitaal; vrijstelling directe beleggingen in durfkapitaal; beginnende ondernemer-rechtspersoon
Art. 32 Beleggingen in durfkapitaal; vrijstelling directe beleggingen in durfkapitaal; voorwaarden geldlening
Art. 33 Participatiemaatschappij; omvang en karakter van het vermogen, alsmede aanwijzing van de participatiemaatschappij en intrekking van de aanwijzing
Art. 33a Beleggingen in durfkapitaal; vrijstelling culturele beleggingen
Art. 33b Aanwijzing prijscourant
Hst. 6 Persoonsgebonden aftrek
Art. 34 Verliezen op geldleningen aan beginnende ondernemers; verliezen op beleggingen in durfkapitaal
Art. 35 Uitgaven voor levensonderhoud van kinderen; beperkingen
Art. 36 Uitgaven voor levensonderhoud van kinderen; omvang in aanmerking te nemen uitgaven
Art. 37 Uitgaven voor specifieke zorgkosten; dieetkosten
a. referentievoeding:een gezonde voeding conform het advies voor een Nederlands voedingspatroon, gebaseerd op de Richtlijnen Goede Voeding; b. basaalmetabolisme:het energieverbruik van een persoon in rust; c. energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt:een voorgeschreven energiebehoefte van ten minste 150% van het basaalmetabolisme van de gebruiker en een voorgeschreven hoeveelheid eiwit van ten minste 1,5 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht van de gebruiker; d. energieverrijkt:een voorgeschreven energiebehoefte van ten minste 150% van het basaalmetabolisme van de gebruiker; e. eiwitverrijkt:een voorgeschreven hoeveelheid eiwit van ten minste 1,5 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht van de gebruiker; f. lactosebeperkt/lactosevrij:een voorgeschreven lactosebeperking tot 5 gram per etmaal; g. glutenvrij in combinatie met lactosebeperkt/lactosevrij:glutenvrij en een voorgeschreven lactosebeperking tot 5 gram per etmaal; h. energieverrijkt in combinatie met MCT-vetverrijkt:een voorgeschreven energiebehoefte van ten minste 150% van het basaalmetabolisme van de gebruiker en een voorgeschreven hoeveelheid MCT-vet van ten minste 12% van de hoeveelheid energie per etmaal; i. fermenteerbare oligosachariden, disachariden, monosachariden en polyolen beperkt dieet:een voorgeschreven dieet vrij van voedingsmiddelen die rijk zijn aan fermenteerbare oligosachariden, disachariden, monosachariden en polyolen; j. eiwitverrijkt in combinatie met sterk zoutbeperkt:een voorgeschreven hoeveelheid eiwit van ten minste 1,5 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht van de gebruiker en een voorgeschreven beperking tot 5 gram zout per etmaal; k. energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt en lactosebeperkt/lactosevrij:een voorgeschreven energiebehoefte van ten minste 150% van het basaalmetabolisme van de gebruiker, een voorgeschreven hoeveelheid eiwit van ten minste 1,5 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht van de gebruiker en een voorgeschreven lactosebeperking tot 5 gram per etmaal; l. fyto/plantensterolenverrijkt bij verzadigd vetbeperkt:een voorgeschreven hoeveelheid plantaardige stanolen of plantaardige sterolen van ten minste 2 gram per etmaal en een voorgeschreven hoeveelheid verzadigd vet tot 10% van de hoeveelheid energie; m. vetbeperkt in combinatie met MCT-vetverrijkt:een voeding uitgaande van een zo laag mogelijke hoeveelheid (LCT-)vet en een voorgeschreven hoeveelheid MCT-vet van ten minste 18% van de hoeveelheid energie per etmaal; n. galactosebeperkt/galactosevrij:een voorgeschreven lactosebeperking tot 5 gram per etmaal; o. sucrosebeperkt in combinatie met (iso)maltosebeperkt:een voorgeschreven sucrosebeperking en een voorgeschreven (iso)maltosebeperking in combinatie met enzymsuppletie afgestemd op de gebruiker; p. sterk eiwitbeperkt:een voorgeschreven beperking tot 25 gram eiwit per etmaal; q. sucrosebeperkt, fructosebeperkt, lactosebeperkt en vetbeperkt:een voorgeschreven sucrosebeperking, fructosebeperking, lactosebeperking en vetbeperking en een voorgeschreven hoeveelheid koolhydraten berekend aan de hand van de endogene glucoseproductie van de gebruiker; r. sterk koolhydraatbeperkt zonder energiebeperking:een voorgeschreven hoeveelheid energie uit koolhydraten tot 30% bij een volwaardige voeding in energie; s. sterk zoutbeperkt:een voorgeschreven beperking tot 5 gram zout per etmaal; t. eiwitverrijkt in combinatie met sterk (LCT-)vetbeperkt en MCT-vetverrijkt:een voorgeschreven hoeveelheid eiwit van ten minste 1,5 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht van de gebruiker, uitgaande van een zo laag mogelijke hoeveelheid (LCT-)vet en een voorgeschreven hoeveelheid MCT-vet van ten minste 18% van de hoeveelheid energie per etmaal; u. sterk koolhydraatbeperkt in combinatie met eiwitbeperkt en vetverrijkt:een voorgeschreven hoeveelheid koolhydraten en eiwitten die samen tot 20% van de hoeveelheid energie leveren en een voorgeschreven hoeveelheid vet van ten minste 80% van de hoeveelheid energie per etmaal.
a. eenzelfde dieettypering die meerdere keren in aanmerking zou komen éénmaal het bedrag behorende bij die dieettypering; b. verschillende dieettyperingen die in aanmerking zouden komen bij eenzelfde ziektebeeld en aandoening elk van de bij die dieettyperingen behorende bedragen; c. deels overeenkomende dieettyperingen alleen het hoogste van de voor de van toepassing zijnde ziektebeelden en aandoeningen geldende bedragen bij die dieettypering.
a. gegevens waaruit blijkt dat degene die het voorschrift afgeeft medicus of diëtist is; b. naam, praktijkadres, telefoonnummer en handtekening van de medicus of diëtist die het voorschrift afgeeft; c. naam, adres en burgerservicenummer van de persoon aan wie het dieet is voorgeschreven; d. het ziektebeeld en de aandoening van de persoon, bedoeld in onderdeel c, en de dieettypering van het voorgeschreven dieet; e. de dagtekening van het voorschrift, de ingangsdatum van het te volgen dieet en indien van toepassing de einddatum van het te volgen dieet.
Art. 38 Uitgaven voor specifieke zorgkosten; extra kleding en beddengoed alsmede daarmee samenhangende extra uitgaven
a. de genoemde uitgaven voortvloeien uit ziekte of invaliditeit van een persoon als bedoeld in artikel 6.16 van de wet die tot het huishouden van de belastingplichtige behoort; en b. de ziekte of invaliditeit ten minste een jaar heeft geduurd of vermoedelijk zal duren.
Art. 39 Uitgaven voor specifieke zorgkosten; paramedici met directe toegang
a. fysiotherapeut; b. diëtist; c. ergotherapeut; d. logopedist; e. oefentherapeut; f. orthoptist; g. podotherapeut; h. mondhygiënist; of i. huidtherapeut.
a. gegevens waaruit blijkt dat degene die de verklaring afgeeft een paramedicus als bedoeld in het eerste lid is; b. naam, praktijkadres, telefoonnummer en handtekening van de paramedicus die de verklaring afgeeft; c. naam, adres en burgerservicenummer van de persoon die onder behandeling is van de paramedicus; d. de aandoening van de persoon, bedoeld in onderdeel c, die aanleiding is voor de behandeling; e. het aantal behandelingen dat voortvloeit uit ziekte of invaliditeit; f. de dagtekening van de verklaring.
Art. 39a Uitgaven voor specifieke zorgkosten; van aftrek uitgesloten aangewezen uitgaven
a. uitgaven voor in-vitrofertilisatie voor een vrouw die ten tijde van de behandeling 43 jaar of ouder is; b. uitgaven voor de eerste twee in-vitrofertilisatiebehandelingen indien meer dan één embryo per poging wordt teruggeplaatst en de vrouw ten tijde van de behandeling jonger is dan 38 jaar; c. uitgaven voor een elleboogkruk, een gipssteun, een looprek, een okselkruk, een onderarmschaalkruk, een rollator of een loophulp met drie of vier poten; d. uitgaven voor geestelijke gezondheidszorg voor een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt; e. uitgaven voor dyslexiezorg voor een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt; f. uitgaven voor een combinatietest in het kader van prenatale screening indien geen sprake is van een medische indicatie.
Art. 40 Weekenduitgaven voor gehandicapten; het in aanmerking te nemen bedrag
a. € 13 per dag van verzorging van de gehandicapte door de belastingplichtige, alsmede b. € 0,23 per kilometer voor het vervoer per auto van de gehandicapte door de belastingplichtige over de reisafstand tussen de plaats waar de gehandicapte doorgaans verblijft en de plaats waar de belastingplichtige doorgaans verblijft.
Art. 40a Scholingsuitgaven; afgifte EVC-verklaringen
Art. 41 Aftrekbare giften; voorwaarden akte van schenking
a. de naam, het adres en het burgerservicenummer van de belastingplichtige; b. de naam en het nummer, bedoeld in artikel 1a, zevende lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 , van de begiftigde instelling of vereniging, dan wel, ingeval het een buitenlandse vereniging is, een door de vestigingsstaat aan de begiftigde vereniging toegekend identificatienummer dat vergelijkbaar is met het nummer, bedoeld in artikel 12, onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007 ; c. het startjaar en de looptijd van de uitkeringen of verstrekkingen; d. de jaarlijkse hoogte van de uitkeringen of een omschrijving alsmede de waarde in het economische verkeer van de verstrekkingen; en e. een door de instelling of vereniging aan de schenking toe te kennen uniek transactienummer van ten hoogste vijftien cijfers.
Art. 41a Aftrekbare giften in natura; voorwaarden taxatierapport
a. de voorletters, de achternaam, het adres, de woonplaats en het telefoonnummer van de taxateur die de taxatie heeft verricht; b. de inschrijving van de taxateur in het voor de gift relevante taxatieregister; c. een verklaring van de taxateur dat de in het taxatierapport opgegeven waarde door hem naar waarheid is vastgesteld aan de hand van een gedegen fysieke opname, ondersteund door visueel materiaal van het getaxeerde object; d. de datum van de fysieke opname; e. de getaxeerde waarde in het economische verkeer op het moment van schenking; f. een omschrijving van het type en de omvang van het object of het belang en de aard van het gebruik; g. de waarderelevante gegevens; h. indien van toepassing: een motivering van de individuele afwijking ten opzichte van de relevante marktgegevens.
Art. 41b Aftrekbare giften in natura; voorwaarden factuur
a. de datum waarop de factuur is uitgereikt; b. de volledige naam en adresgegevens van de verkoper en de afnemer; c. het type en de omvang van het object of het belang en de aard van het gebruik.
Art. 41c Bij één beschikking meer instellingen aanmerken
Art. 41d Aangewezen mogendheden buiten de EU, Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de BES eilanden
Hst. 7 )
Art. 42 Belastbaar inkomen uit werk en woning
Art. 43 Belastbaar inkomen uit werk en woning
Art. 44 Belastbaar inkomen uit werk en woning
Hst. 8 Heffingskorting
Art. 44a Bijzondere verhoging heffingskorting voor niet inwoners; aanwijzing mogendheid
Art. 44b Inkomensafhankelijke combinatiekorting voor co-ouders
Art. 44c Bedrag ouderschapsverlofkorting
Art. 44d Verklaring ouderschapsverlof
Hst. 9 )
Art. 45 Termijn voor het doen van niet-verplichte aangifte
Art. 45a Voorheffingen; vaststelling hoogte van bedrag aan te verrekenen loonbelasting ingevolge compensatieregeling uit verdragen met België en Duitsland
a. uit hoofde van hoofdstuk 8 van de wet recht heeft op verhoging van de gecombineerde heffingskorting; of b. recht zou hebben gehad op de gecombineerde heffingskorting als bedoeld in hoofdstuk 8 van de wet indien beloningen die hij heeft genoten krachtens regelen als bedoeld in hoofdstuk VII van de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet zouden zijn vrijgesteld van de heffing van inkomstenbelasting of premie voor de volksverzekeringen als bedoeld in de Wet financiering sociale verzekeringen .
Art. 45abis Bijzondere regels voor voorlopige aanslagen ter zake van belastbaar inkomen uit sparen en beleggen
a. het percentage voor banktegoeden vastgesteld op 1,44%; b. het percentage voor schulden vastgesteld op 2,62%.
Art. 45aa Bijzondere regels voor ambtshalve verminderingen
a. vijf jaren zijn verlopen na het einde van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft; b. de onjuistheid van de belastingaanslag voortvloeit uit jurisprudentie die eerst is gewezen nadat die belastingaanslag onherroepelijk vast is komen te staan, tenzij de Minister van Financiën anders heeft bepaald; c. de onjuistheid van de belastingaanslag voortvloeit uit beleidsregels van de Minister van Financiën die eerst zijn uitgevaardigd nadat die belastingaanslag onherroepelijk vast is komen te staan, tenzij de Minister van Financiën anders heeft bepaald; d. de onjuistheid van de belastingaanslag voortvloeit uit de omstandigheid dat eerst nadat die belastingaanslag onherroepelijk vast is komen te staan een beroep wordt gedaan op een fiscale faciliteit, waarop een beroep moet worden gedaan bij de aangifte of op een ander wettelijk voorgeschreven moment; of e. sprake is van enig feit waardoor ten onrechte inkomstenbelasting is geheven en als gevolg van die heffing een andere belasting, al dan niet van dezelfde belastingplichtige, ter zake van datzelfde feit niet is geheven en ook niet meer kan worden geheven, met dien verstande dat in dat geval wel ambtshalve vermindering plaatsvindt voor zover het bedrag van de eerstgenoemde belasting het bedrag van de andere belasting te boven gaat.
Hst. 10 Overgangsrecht
Art. 45b Bijzondere regels voor ambtshalve verminderingen
1. Op een lijfrente waarvan vóór 1 januari 2005 de hoogte van de termijnen in beleggingseenheden (units) met de verzekeraar is overeengekomen, blijft artikel 2a buiten toepassing en kan de lijfrente-overeenkomst worden tenuitvoergelegd zoals is overeengekomen. 2. Indien ter zake van een lijfrente als bedoeld in het eerste lid op of na 1 januari 2005 met de verzekeraar een wijziging van methode van berekening van de termijnen in units of in euro’s wordt overeengekomen, is met ingang van de datum van die wijziging art. 2a wel van toepassing. 3. Indien een lijfrente als bedoeld in het eerste lid op of na 1 januari 2005 wordt omgezet in een andere lijfrente, is artikel 2a van toepassing op de laatstgenoemde lijfrente.
Art. 45c Continuering na 1 januari 2008 van aanwijzingen als fonds van vóór die datum
Art. 45d Overgangsrecht eigenwoningregeling en leegstaande woning
Art. 45e Overgangsrecht verliezen op geldleningen aan beginnende ondernemers; verliezen op beleggingen in durfkapitaal
Hst. 10bis Overgangsrecht ten gevolge van
Art. 45f Definitie starterslening
a. de belastingplichtige koopt voor de eerste maal een eigen woning; b. de belastingplichtige heeft tegenover de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten aannemelijk gemaakt dat hij op het moment van aangaan van de lening volgens de toen geldende normen van de Nationale Hypotheek Garantie het geleende bedrag niet anders kon financieren dan door middel van een lening van de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten; c. de looptijd van de lening is ten hoogste 360 maanden; d. op zowel deze lening als op de lening die naast deze lening wordt afgesloten is de Nationale Hypotheek Garantie van toepassing; e. de lening is bij authentieke notariële akte verstrekt; f. gedurende de eerste drie jaar na het aangaan van de lening bestaat geen verplichting tot aflossing of rentebetaling; g. na de periode van drie jaar, bedoeld in onderdeel f, dient de lening door de belastingplichtige volgens een ten minste annuïtair schema in maximaal 324 maanden te worden afgelost en dient de over de lening verschuldigde rente te worden betaald, tenzij uit een hertoetsing van het inkomen door de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten blijkt dat de belastingplichtige deze lasten niet kan dragen, in welk geval aan de hand van de hertoetsing een aangepaste door de leningnemer te betalen maandlast met betrekking tot de lening wordt vastgesteld; en, h. de hertoetsing, bedoeld in onderdeel g, vindt volgens het contract in ieder geval plaats na drie, zes, tien en vijftien jaar na het moment van aangaan van de lening voor zover niet reeds is gebleken dat de leningnemer de bij de lening behorende rente- en aflossingslasten kan dragen.
Art. 45g Verdeling spaarrekening eigen woning en beleggingsrecht eigen woning bij meer dan één gerechtigde
Hst. 11 )
Art. 46 Guldensbedragen
Art. 47 Inwerkingtreding
Art. 48 Citeertitel